vervoeging van de bedrijvende vorm van graderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | graderen | te graderen | ||||||||
toekomend | zullen graderen | te zullen graderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gegradeerd | te hebben gegradeerd | ||||||||
toekomend | gegradeerd zullen hebben | gegradeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
graderend | gegradeerd | ev. gradeer |
mv. verouderd gradeert |
gradere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | gradeer | gradeert | gradeert | gradeert | gradeert | graderen | graderen | graderen | |||
verleden (o.v.t.) | gradeerde | gradeerde | gradeerde | gradeerde | gradeerde | gradeerden | gradeerden | gradeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal graderen | zult/zal graderen | zult/zal graderen | zult graderen | zal graderen | zullen graderen | zullen graderen | zullen graderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou graderen | zou graderen | zou(dt) graderen | zoudt graderen | zou graderen | zouden graderen | zouden graderen | zouden graderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gegradeerd | hebt gegradeerd | hebt/heeft gegradeerd | hebt gegradeerd | heeft gegradeerd | hebben gegradeerd | hebben gegradeerd | hebben gegradeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gegradeerd | had gegradeerd | had gegradeerd | hadt gegradeerd | had gegradeerd | hadden gegradeerd | hadden gegradeerd | hadden gegradeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegradeerd hebben | zal/zult gegradeerd hebben | zult/zal gegradeerd hebben | zult gegradeerd hebben | zal gegradeerd hebben | zullen gegradeerd hebben | zullen gegradeerd hebben | zullen gegradeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegradeerd hebben | zou gegradeerd hebben | zou/zoudt gegradeerd hebben | zoudt gegradeerd hebben | zou gegradeerd hebben | zouden gegradeerd hebben | zouden gegradeerd hebben | zouden gegradeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gegradeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gegradeerd | er is gegradeerd | |||||||||
verleden | er werd gegradeerd | er was gegradeerd | |||||||||
toekomend | er zal gegradeerd worden | er zal gegradeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gegradeerd worden | er zou gegradeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gegradeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gegradeerd worden | gegradeerd te worden | ||||||||
toekomend | gegradeerd zullen worden | gegradeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gegradeerd zijn | gegradeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gegradeerd zullen zijn | gegradeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gegradeerd | wordt gegradeerd | wordt gegradeerd | wordt gegradeerd | wordt gegradeerd | worden gegradeerd | worden gegradeerd | worden gegradeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gegradeerd | werd gegradeerd | werd gegradeerd | werdt gegradeerd | werd gegradeerd | werden gegradeerd | werden gegradeerd | werden gegradeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gegradeerd worden | zult gegradeerd worden | zult gegradeerd worden | zult gegradeerd worden | zal gegradeerd worden | zullen gegradeerd worden | zullen gegradeerd worden | zullen gegradeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gegradeerd worden | zou gegradeerd worden | zou/zoudt gegradeerd worden | zoudt gegradeerd worden | zou gegradeerd worden | zouden gegradeerd worden | zouden gegradeerd worden | zouden gegradeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gegradeerd | bent gegradeerd | bent/is gegradeerd | zijt gegradeerd | is gegradeerd | zijn gegradeerd | zijn gegradeerd | zijn gegradeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gegradeerd | was gegradeerd | was gegradeerd | waart gegradeerd | was gegradeerd | waren gegradeerd | waren gegradeerd | waren gegradeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegradeerd zijn | zult gegradeerd zijn | zult gegradeerd zijn | zult gegradeerd zijn | zal gegradeerd zijn | zullen gegradeerd zijn | zullen gegradeerd zijn | zullen gegradeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegradeerd zijn | zou gegradeerd zijn | zou/zoudt gegradeerd zijn | zoudt gegradeerd zijn | zou gegradeerd zijn | zouden gegradeerd zijn | zouden gegradeerd zijn | zouden gegradeerd zijn |