grossier

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord grossier. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord grossier, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je grossier in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord grossier is hier. De definitie van het woord grossier zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangrossier, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • gros·sier
  • In de betekenis van ‘groothandelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
  • pseudo-Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord grossier grossiers
verkleinwoord - -

de grossierm [3]

  1. (beroep) iemand die in het groot verkoopt, een groothandelaar
vervoeging van
grossieren

grossier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grossieren
    • Ik grossier. 
  2. gebiedende wijs van grossieren
    • Grossier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grossieren
    • Grossier je? 
88 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]


  • Afgeleid van gros met het achtervoegsel -ier.

grossier

  1. grof, onverfijnd, ruw
  2. (spreektaal) vies, smerig [1]