heen en weer

Niet te verwarren met: heen-en-weer

• Geluid:  heen en weer    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈhen ənˈwer / (3 lettergrepen)

• heen en weer

• verbinding van  heen, en  en weer

heen en weer

1. van een oorspronkelijke positie naar een nieuwe positie en weer terug
   1. (eenmalig)

      ▸ Ruim een maand geleden ging ik voor het eerst heen en weer met het veer.^[1]

      ▸ Van de vrouwen die we tot nu toe hebben geworven, is ongeveer driekwart afkomstig uit het buitenland, en kandidaten uit het buitenland kunnen nu niet even heen en weer naar Eindhoven.^[2]

   2. (bij herhaling)

      ▸ Wie snel heen en weer kijkt, door oogbewegingen, verlaagt daarmee zijn vermogen om herinneringen op te slaan.^[3]

      ▸ Coach Mark van Bommel liet hem heel lang warmlopen. Met een oranje hesje drentelde Afellay met een bezweet voorhoofd heen en weer over het grensrechterpaadje. Het hele arsenaal aan oefeningen kwam voorbij.^[4]

2. in na elkaar komende tegengestelde richtingen

   ▸ Een rivier stroomt een kant op. Behalve bij de monding – daar stroomt hij heen en weer, onder invloed van het getij.^[5]

   ▸ Marjoleine de Vos voelde haar huis trillen en heen en weer zwiepen.^[6]

• weg en weer (Belgisch-Nederlands)
• vice versa

•  heen en weer geslingerd worden tussen
  sterk tegengestelde gevoelens ervaren met betrekking tot

• heen-en-weer

• Het woord 'heen en weer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.