Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
hij. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
hij, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
hij in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
hij is hier. De definitie van het woord
hij zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
hij, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
hij
- mannelijk derde persoon enkelvoud nominatief dat men gebruikt voor verwijzingen naar mannelijke personen of mannelijke zelfstandige naamwoorden
- Hij heeft een hoed.
- Wie heeft het gedaan? Hij!
- ▸ Maar dit gevoel duurde niet lang want na een kort praatje schreef hij opeens een officiële boete uit voor de hele groep omdat het blijkbaar verboden was om boven op Mount Whitney te overnachten.[2]
- ▸ Zo kwam ik een keer na een lange dag aan bij een op de kaart gemarkeerde waterbron om tot mijn schrik te ontdekken dat hij helemaal was opgedroogd.[2]
1. Nominatief mannelijk derde persoon enkelvoud
nominatief
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[3]
|
- ↑ "hij" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
hij
- hij; mannelijk derde persoon enkelvoud nominatief
hij
- hij; mannelijk derde persoon enkelvoud nominatief