vervoeging van de bedrijvende vorm van hulpverlenen onbepaalde wijs kort lang onvoltooid tegenwoordig hulpverlenen hulp te verlenen toekomend zullen hulpverlenen...
Geluid: hulpverleen (hulp, bestand) hulp·ver·leen hulpverleen (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen ... dat...
Geluid: hulpverlenende (hulp, bestand) hulp·ver·le·nen·de hulpverlenende verbogen vorm van hulpverlenend, het onvoltooid deelwoord van hulpverlenen hulpverlenende...
Geluid: hulpverleend (hulp, bestand) hulp·ver·leend vervoeging van hulpverlenen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel , op te...
Geluid: hulpverlenend (hulp, bestand) hulp·ver·le·nend hulpverlenend onvoltooid deelwoord van hulpverlenen hulpverlenend bezig zijnd met helpen Bij...
hulp·ver·leen·de hulpverleende (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van hulpverlenen ... dat ik hulpverleende. ... dat jij hulpverleende. ... dat hij, zij...
tegenwoordige tijd van hulpverlenen ... dat jij hulpverleent. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen ... dat hij hulpverleent...
eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen Ik verleen hulp. gebiedende wijs van hulpverlenen Verleen hulp! (bij inversie) tweede persoon...
enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen Jij verleent hulp. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hulpverlenen Hij verleent hulp. (verouderd)...
hulp·ver·leen·den hulpverleenden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van hulpverlenen ...dat wij hulpverleenden. ...dat jullie hulpverleenden. ...dat zij...