vervoeging van de bedrijvende vorm van inglijden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inglijden | in te glijden | ||||||
toekomend | zullen inglijden in zullen glijden |
te zullen inglijden in te zullen glijden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn ingegleden | te zijn ingegleden | ||||||
toekomend | ingegleden zullen zijn | ingegleden te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
inglijdend | ingegleden | ev. glij in glijd in |
mv. verouderd glijdt in |
glijde in (bijzin) inglijde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | glij in glijd in |
glijdt in | glijdt in | glijdt in | glijdt in | glijden in | glijden in | glijden in | |
verleden (o.v.t.) | gleed in | gleed in | gleed in | gleed in | gleed in | gleden in | gleden in | gleden in | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal inglijden | zult/zal inglijden | zult/zal inglijden | zult inglijden | zal inglijden | zullen inglijden | zullen inglijden | zullen inglijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inglijden | zou inglijden | zou(dt) inglijden | zoudt inglijden | zou inglijden | zouden inglijden | zouden inglijden | zouden inglijden | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | inglij inglijd |
inglijdt | inglijdt | inglijdt | inglijdt | inglijden | inglijden | inglijden | |
verleden (o.v.t.) | ingleed | ingleed | ingleed | ingleed | ingleed | ingleden | ingleden | ingleden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal inglijden in zal glijden |
zult/zal inglijden in zult/zal glijden |
zult/zal inglijden in zult/zal glijden |
zult inglijden in zult glijden |
zal inglijden in zal glijden |
zullen inglijden in zullen glijden |
zullen inglijden in zullen glijden |
zullen inglijden in zullen glijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inglijden in zou glijden |
zou inglijden in zou glijden |
zou(dt) inglijden in zou(dt) glijden |
zoudt inglijden in zoudt glijden |
zou inglijden in zou glijden |
zouden inglijden in zouden glijden |
zouden inglijden in zouden glijden |
zouden inglijden in zouden glijden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingegleden | bent ingegleden | bent/is ingegleden | zijt ingegleden | is ingegleden | zijn ingegleden | zijn ingegleden | zijn ingegleden | |
verleden (v.v.t.) | was ingegleden | was ingegleden | was ingegleden | waart ingegleden | was ingegleden | waren ingegleden | waren ingegleden | waren ingegleden | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingegleden zijn | zal/zult ingegleden zijn | zult/zal ingegleden zijn | zult ingegleden zijn | zal ingegleden zijn | zullen ingegleden zijn | zullen ingegleden zijn | zullen ingegleden zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingegleden zijn | zou ingegleden zijn | zou/zoudt ingegleden zijn | zoudt ingegleden zijn | zou ingegleden zijn | zouden ingegleden zijn | zouden ingegleden zijn | zouden ingegleden zijn |