vervoeging van de bedrijvende vorm van injecteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | injecteren | te injecteren | ||||||||
toekomend | zullen injecteren | te zullen injecteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïnjecteerd | te hebben geïnjecteerd | ||||||||
toekomend | geïnjecteerd zullen hebben | geïnjecteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
injecterend | geïnjecteerd | ev. injecteer |
mv. verouderd injecteert |
injectere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | injecteer | injecteert | injecteert | injecteert | injecteert | injecteren | injecteren | injecteren | |||
verleden (o.v.t.) | injecteerde | injecteerde | injecteerde | injecteerde | injecteerde | injecteerden | injecteerden | injecteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal injecteren | zult/zal injecteren | zult/zal injecteren | zult injecteren | zal injecteren | zullen injecteren | zullen injecteren | zullen injecteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou injecteren | zou injecteren | zou(dt) injecteren | zoudt injecteren | zou injecteren | zouden injecteren | zouden injecteren | zouden injecteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïnjecteerd | hebt geïnjecteerd | hebt/heeft geïnjecteerd | hebt geïnjecteerd | heeft geïnjecteerd | hebben geïnjecteerd | hebben geïnjecteerd | hebben geïnjecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïnjecteerd | had geïnjecteerd | had geïnjecteerd | hadt geïnjecteerd | had geïnjecteerd | hadden geïnjecteerd | hadden geïnjecteerd | hadden geïnjecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnjecteerd hebben | zal/zult geïnjecteerd hebben | zult/zal geïnjecteerd hebben | zult geïnjecteerd hebben | zal geïnjecteerd hebben | zullen geïnjecteerd hebben | zullen geïnjecteerd hebben | zullen geïnjecteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnjecteerd hebben | zou geïnjecteerd hebben | zou/zoudt geïnjecteerd hebben | zoudt geïnjecteerd hebben | zou geïnjecteerd hebben | zouden geïnjecteerd hebben | zouden geïnjecteerd hebben | zouden geïnjecteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïnjecteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïnjecteerd | er is geïnjecteerd | |||||||||
verleden | er werd geïnjecteerd | er was geïnjecteerd | |||||||||
toekomend | er zal geïnjecteerd worden | er zal geïnjecteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïnjecteerd worden | er zou geïnjecteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïnjecteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïnjecteerd worden | geïnjecteerd te worden | ||||||||
toekomend | geïnjecteerd zullen worden | geïnjecteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïnjecteerd zijn | geïnjecteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïnjecteerd zullen zijn | geïnjecteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïnjecteerd | wordt geïnjecteerd | wordt geïnjecteerd | wordt geïnjecteerd | wordt geïnjecteerd | worden geïnjecteerd | worden geïnjecteerd | worden geïnjecteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïnjecteerd | werd geïnjecteerd | werd geïnjecteerd | werdt geïnjecteerd | werd geïnjecteerd | werden geïnjecteerd | werden geïnjecteerd | werden geïnjecteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïnjecteerd worden | zult geïnjecteerd worden | zult geïnjecteerd worden | zult geïnjecteerd worden | zal geïnjecteerd worden | zullen geïnjecteerd worden | zullen geïnjecteerd worden | zullen geïnjecteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïnjecteerd worden | zou geïnjecteerd worden | zou/zoudt geïnjecteerd worden | zoudt geïnjecteerd worden | zou geïnjecteerd worden | zouden geïnjecteerd worden | zouden geïnjecteerd worden | zouden geïnjecteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïnjecteerd | bent geïnjecteerd | bent/is geïnjecteerd | zijt geïnjecteerd | is geïnjecteerd | zijn geïnjecteerd | zijn geïnjecteerd | zijn geïnjecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïnjecteerd | was geïnjecteerd | was geïnjecteerd | waart geïnjecteerd | was geïnjecteerd | waren geïnjecteerd | waren geïnjecteerd | waren geïnjecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnjecteerd zijn | zult geïnjecteerd zijn | zult geïnjecteerd zijn | zult geïnjecteerd zijn | zal geïnjecteerd zijn | zullen geïnjecteerd zijn | zullen geïnjecteerd zijn | zullen geïnjecteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnjecteerd zijn | zou geïnjecteerd zijn | zou/zoudt geïnjecteerd zijn | zoudt geïnjecteerd zijn | zou geïnjecteerd zijn | zouden geïnjecteerd zijn | zouden geïnjecteerd zijn | zouden geïnjecteerd zijn |