vervoeging van de bedrijvende vorm van inmaken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inmaken | in te maken | ||||||||
toekomend | zullen inmaken in zullen maken |
te zullen inmaken in te zullen maken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingemaakt | te hebben ingemaakt | ||||||||
toekomend | ingemaakt zullen hebben | ingemaakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inmakend | ingemaakt | ev. maak in |
mv. verouderd maakt in |
make in (bijzin) inmake | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | maak in | maakt in | maakt in | maakt in | maakt in | maken in | maken in | maken in | |||
verleden (o.v.t.) | maakte in | maakte in | maakte in | maakte in | maakte in | maakten in | maakten in | maakten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inmaken | zult/zal inmaken | zult/zal inmaken | zult inmaken | zal inmaken | zullen inmaken | zullen inmaken | zullen inmaken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inmaken | zou inmaken | zou(dt) inmaken | zoudt inmaken | zou inmaken | zouden inmaken | zouden inmaken | zouden inmaken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inmaak | inmaakt | inmaakt | inmaakt | inmaakt | inmaken | inmaken | inmaken | |||
verleden (o.v.t.) | inmaakte | inmaakte | inmaakte | inmaakte | inmaakte | inmaakten | inmaakten | inmaakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inmaken in zal maken |
zult/zal inmaken in zult/zal maken |
zult/zal inmaken in zult/zal maken |
zult inmaken in zult maken |
zal inmaken in zal maken |
zullen inmaken in zullen maken |
zullen inmaken in zullen maken |
zullen inmaken in zullen maken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inmaken in zou maken |
zou inmaken in zou maken |
zou(dt) inmaken in zou(dt) maken |
zoudt inmaken in zoudt maken |
zou inmaken in zou maken |
zouden inmaken in zouden maken |
zouden inmaken in zouden maken |
zouden inmaken in zouden maken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingemaakt | hebt ingemaakt | hebt/heeft ingemaakt | hebt ingemaakt | heeft ingemaakt | hebben ingemaakt | hebben ingemaakt | hebben ingemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | had ingemaakt | had ingemaakt | had ingemaakt | hadt ingemaakt | had ingemaakt | hadden ingemaakt | hadden ingemaakt | hadden ingemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingemaakt hebben | zal/zult ingemaakt hebben | zult/zal ingemaakt hebben | zult ingemaakt hebben | zal ingemaakt hebben | zullen ingemaakt hebben | zullen ingemaakt hebben | zullen ingemaakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingemaakt hebben | zou ingemaakt hebben | zou/zoudt ingemaakt hebben | zoudt ingemaakt hebben | zou ingemaakt hebben | zouden ingemaakt hebben | zouden ingemaakt hebben | zouden ingemaakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingemaakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingemaakt | er is ingemaakt | |||||||||
verleden | er werd ingemaakt | er was ingemaakt | |||||||||
toekomend | er zal ingemaakt worden | er zal ingemaakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingemaakt worden | er zou ingemaakt zijn | |||||||||
lijdende vorm ingemaakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingemaakt worden | ingemaakt te worden | ||||||||
toekomend | ingemaakt zullen worden | ingemaakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingemaakt zijn | ingemaakt te zijn | ||||||||
toekomend | ingemaakt zullen zijn | ingemaakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingemaakt | wordt ingemaakt | wordt ingemaakt | wordt ingemaakt | wordt ingemaakt | worden ingemaakt | worden ingemaakt | worden ingemaakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingemaakt | werd ingemaakt | werd ingemaakt | werdt ingemaakt | werd ingemaakt | werden ingemaakt | werden ingemaakt | werden ingemaakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingemaakt worden | zult ingemaakt worden | zult ingemaakt worden | zult ingemaakt worden | zal ingemaakt worden | zullen ingemaakt worden | zullen ingemaakt worden | zullen ingemaakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingemaakt worden | zou ingemaakt worden | zou/zoudt ingemaakt worden | zoudt ingemaakt worden | zou ingemaakt worden | zouden ingemaakt worden | zouden ingemaakt worden | zouden ingemaakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingemaakt | bent ingemaakt | bent/is ingemaakt | zijt ingemaakt | is ingemaakt | zijn ingemaakt | zijn ingemaakt | zijn ingemaakt | |||
verleden (v.v.t.) | was ingemaakt | was ingemaakt | was ingemaakt | waart ingemaakt | was ingemaakt | waren ingemaakt | waren ingemaakt | waren ingemaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingemaakt zijn | zult ingemaakt zijn | zult ingemaakt zijn | zult ingemaakt zijn | zal ingemaakt zijn | zullen ingemaakt zijn | zullen ingemaakt zijn | zullen ingemaakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingemaakt zijn | zou ingemaakt zijn | zou/zoudt ingemaakt zijn | zoudt ingemaakt zijn | zou ingemaakt zijn | zouden ingemaakt zijn | zouden ingemaakt zijn | zouden ingemaakt zijn |