instrumentenbouwer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord instrumentenbouwer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord instrumentenbouwer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je instrumentenbouwer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord instrumentenbouwer is hier. De definitie van het woord instrumentenbouwer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vaninstrumentenbouwer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • in·stru·men·ten·bou·wer
enkelvoud meervoud
naamwoord instrumentenbouwer instrumentenbouwers
verkleinwoord

de instrumentenbouwerm

  1. (beroep) iemand die werktuigen bouwt
     De uitverkorenen waren: .... een Canadese violist; een Russisch-Amerikaanse natuurkundige die bekend was omdat hij het quantum phase estimation algorithm en de topologische kwantumcomputer geïntroduceerd had bij, nou ja, het gewone volk; een instrumentenbouwer en componist, een ontwikkelingsbioloog, ...[1]
     De door Bach in 1731 geschreven kwitantie –een bewijs dat hij te veel betaalde belasting op drank had teruggekregen– komt niet zo maar uit de kluis, want het gaat om het behoud van kostbaar bronnenmateriaal. Ook een instrumentenbouwer die op zoek is naar historische bouwtekeningen van klavecimbels, moet zich over een kopie buigen.[2]
  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 februari 2022 Weblink bron
    G. de Looze
    “Grasduinen in een goudmijn vol muziek” (14 november 2001), Reformatorisch Dagblad