vervoeging van de bedrijvende vorm van interveniëren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | interveniëren | te interveniëren | ||||||
toekomend | zullen interveniëren | te zullen interveniëren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïntervenieerd | te hebben geïntervenieerd | ||||||
toekomend | geïntervenieerd zullen hebben | geïntervenieerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
interveniërend | geïntervenieerd | ev. intervenieer |
mv. verouderd intervenieert |
interveniëre | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | intervenieer | intervenieert | intervenieert | intervenieert | intervenieert | interveniëren | interveniëren | interveniëren | |
verleden (o.v.t.) | intervenieerde | intervenieerde | intervenieerde | intervenieerde | intervenieerde | intervenieerden | intervenieerden | intervenieerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal interveniëren | zult/zal interveniëren | zult/zal interveniëren | zult interveniëren | zal interveniëren | zullen interveniëren | zullen interveniëren | zullen interveniëren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou interveniëren | zou interveniëren | zou(dt) interveniëren | zoudt interveniëren | zou interveniëren | zouden interveniëren | zouden interveniëren | zouden interveniëren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïntervenieerd | hebt geïntervenieerd | hebt/heeft geïntervenieerd | hebt geïntervenieerd | heeft geïntervenieerd | hebben geïntervenieerd | hebben geïntervenieerd | hebben geïntervenieerd | |
verleden (v.v.t.) | had geïntervenieerd | had geïntervenieerd | had geïntervenieerd | hadt geïntervenieerd | had geïntervenieerd | hadden geïntervenieerd | hadden geïntervenieerd | hadden geïntervenieerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïntervenieerd hebben | zal/zult geïntervenieerd hebben | zult/zal geïntervenieerd hebben | zult geïntervenieerd hebben | zal geïntervenieerd hebben | zullen geïntervenieerd hebben | zullen geïntervenieerd hebben | zullen geïntervenieerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïntervenieerd hebben | zou geïntervenieerd hebben | zou/zoudt geïntervenieerd hebben | zoudt geïntervenieerd hebben | zou geïntervenieerd hebben | zouden geïntervenieerd hebben | zouden geïntervenieerd hebben | zouden geïntervenieerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geïntervenieerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geïntervenieerd | er is geïntervenieerd | |||||||
verleden | er werd geïntervenieerd | er was geïntervenieerd | |||||||
toekomend | er zal geïntervenieerd worden | er zal geïntervenieerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geïntervenieerd worden | er zou geïntervenieerd zijn |