Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
jij. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
jij, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
jij in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
jij is hier. De definitie van het woord
jij zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
jij, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1617.[1]
- Middelnederlands: jī, ghī, jou
- Oudnederlands: gī
- Germaans: *jūz
- Indo-Europees: *iúh₂.
|
|
- West: Engels: ye, you, (Angelsaksisch: ġē), Duits: ihr, (Oudhoogduits: ir), Fries: jim, jimme (Oudfries: jī)
- Noord: Zweeds: ni, I, Deens: I, Noors: dere, (Nynorsk: de, Oudnoords: ér, þér), IJslands: þér, Faeröers: tær
- Oost: Gotisch: jus
|
jij
- tweede persoon enkelvoud informeel
- jíȷ́ (sterk benadrukte vorm in officiële spelling)
- jíj (sterk benadrukte vorm, toegelaten in officiële spelling omdat het teken ȷ́ vaak niet beschikbaar is)
- je (onbenadrukte vorm)
- Jij haalt mij de woorden uit mijn mond
- Jij raapt nog geen stro van de aarde
je hebt nog niets verwezenlijkt
1. aangesproken persoon enkelvoud informeel
|
|
-
- buiten familie: ông (tegen oudere man), bà (tegen oudere vrouw), anh (jonge man), chị (jongere vrouw), cô (jonge vrouw of lerares), em (kind of veel jongere vrouw), cũ (zeer oud persoon), thầy (leraar), cháu (kind van vrienden)
- tegen familie (hangt af van de relatie tot de persoon tegen wie men spreekt): ông (tegen een grootvader), bà (tegen een grootmoeder), cha/bố (vader), mẹ (moeder), anh (oudere broer), chị (oudere zus), em (jongere broer/zus), bác (oom oudere broer van moeder of vader), chú (oom jongere broer van vader), cậu (oom broer van moeder), dượng (aangetrouwde oom), bác gái (tante oudere zus van moeder of vader), cô (tante jongere zus van vader), dì (tante jongere zus van moeder), thím (tante aangetrouwd aan jongere broer van vader), mợ (aangetrouwde tante langs moeders kant), cháu (oom/tante tegen neef/nicht)
|
jij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jijen
- gebiedende wijs van jijen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jijen
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[2]
|