vervoeging van de bedrijvende vorm van klemrijden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | klemrijden | klem te rijden | ||||||||
toekomend | zullen klemrijden klem zullen rijden |
te zullen klemrijden klem te zullen rijden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben klemgereden | te hebben klemgereden | ||||||||
toekomend | klemgereden zullen hebben | klemgereden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
klemrijdend | klemgereden | ev. rij klem rijd klem |
mv. verouderd rijdt klem |
rijde klem (bijzin) klemrijde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | rij klem rijd klem |
rijdt klem | rijdt klem | rijdt klem | rijdt klem | rijden klem | rijden klem | rijden klem | |||
verleden (o.v.t.) | reed klem | reed klem | reed klem | reed klem | reed klem | reden klem | reden klem | reden klem | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klemrijden | zult/zal klemrijden | zult/zal klemrijden | zult klemrijden | zal klemrijden | zullen klemrijden | zullen klemrijden | zullen klemrijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klemrijden | zou klemrijden | zou(dt) klemrijden | zoudt klemrijden | zou klemrijden | zouden klemrijden | zouden klemrijden | zouden klemrijden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | klemrij klemrijd |
klemrijdt | klemrijdt | klemrijdt | klemrijdt | klemrijden | klemrijden | klemrijden | |||
verleden (o.v.t.) | klemreed | klemreed | klemreed | klemreed | klemreed | klemreden | klemreden | klemreden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klemrijden klem zal rijden |
zult/zal klemrijden klem zult/zal rijden |
zult/zal klemrijden klem zult/zal rijden |
zult klemrijden klem zult rijden |
zal klemrijden klem zal rijden |
zullen klemrijden klem zullen rijden |
zullen klemrijden klem zullen rijden |
zullen klemrijden klem zullen rijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klemrijden klem zou rijden |
zou klemrijden klem zou rijden |
zou(dt) klemrijden klem zou(dt) rijden |
zoudt klemrijden klem zoudt rijden |
zou klemrijden klem zou rijden |
zouden klemrijden klem zouden rijden |
zouden klemrijden klem zouden rijden |
zouden klemrijden klem zouden rijden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb klemgereden | hebt klemgereden | hebt/heeft klemgereden | hebt klemgereden | heeft klemgereden | hebben klemgereden | hebben klemgereden | hebben klemgereden | |||
verleden (v.v.t.) | had klemgereden | had klemgereden | had klemgereden | hadt klemgereden | had klemgereden | hadden klemgereden | hadden klemgereden | hadden klemgereden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal klemgereden hebben | zal/zult klemgereden hebben | zult/zal klemgereden hebben | zult klemgereden hebben | zal klemgereden hebben | zullen klemgereden hebben | zullen klemgereden hebben | zullen klemgereden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou klemgereden hebben | zou klemgereden hebben | zou/zoudt klemgereden hebben | zoudt klemgereden hebben | zou klemgereden hebben | zouden klemgereden hebben | zouden klemgereden hebben | zouden klemgereden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm klemgereden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt klemgereden | er is klemgereden | |||||||||
verleden | er werd klemgereden | er was klemgereden | |||||||||
toekomend | er zal klemgereden worden | er zal klemgereden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou klemgereden worden | er zou klemgereden zijn | |||||||||
lijdende vorm klemgereden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | klemgereden worden | klemgereden te worden | ||||||||
toekomend | klemgereden zullen worden | klemgereden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | klemgereden zijn | klemgereden te zijn | ||||||||
toekomend | klemgereden zullen zijn | klemgereden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word klemgereden | wordt klemgereden | wordt klemgereden | wordt klemgereden | wordt klemgereden | worden klemgereden | worden klemgereden | worden klemgereden | |||
verleden (o.v.t.) | werd klemgereden | werd klemgereden | werd klemgereden | werdt klemgereden | werd klemgereden | werden klemgereden | werden klemgereden | werden klemgereden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klemgereden worden | zult klemgereden worden | zult klemgereden worden | zult klemgereden worden | zal klemgereden worden | zullen klemgereden worden | zullen klemgereden worden | zullen klemgereden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klemgereden worden | zou klemgereden worden | zou/zoudt klemgereden worden | zoudt klemgereden worden | zou klemgereden worden | zouden klemgereden worden | zouden klemgereden worden | zouden klemgereden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben klemgereden | bent klemgereden | bent/is klemgereden | zijt klemgereden | is klemgereden | zijn klemgereden | zijn klemgereden | zijn klemgereden | |||
verleden (v.v.t.) | was klemgereden | was klemgereden | was klemgereden | waart klemgereden | was klemgereden | waren klemgereden | waren klemgereden | waren klemgereden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal klemgereden zijn | zult klemgereden zijn | zult klemgereden zijn | zult klemgereden zijn | zal klemgereden zijn | zullen klemgereden zijn | zullen klemgereden zijn | zullen klemgereden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou klemgereden zijn | zou klemgereden zijn | zou/zoudt klemgereden zijn | zoudt klemgereden zijn | zou klemgereden zijn | zouden klemgereden zijn | zouden klemgereden zijn | zouden klemgereden zijn |