vervoeging van de bedrijvende vorm van koeioneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | koeioneren | te koeioneren | ||||||||
toekomend | zullen koeioneren | te zullen koeioneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekoeioneerd | te hebben gekoeioneerd | ||||||||
toekomend | gekoeioneerd zullen hebben | gekoeioneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
koeionerend | gekoeioneerd | ev. koeioneer |
mv. verouderd koeioneert |
koeionere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | koeioneer | koeioneert | koeioneert | koeioneert | koeioneert | koeioneren | koeioneren | koeioneren | |||
verleden (o.v.t.) | koeioneerde | koeioneerde | koeioneerde | koeioneerde | koeioneerde | koeioneerden | koeioneerden | koeioneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal koeioneren | zult/zal koeioneren | zult/zal koeioneren | zult koeioneren | zal koeioneren | zullen koeioneren | zullen koeioneren | zullen koeioneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou koeioneren | zou koeioneren | zou(dt) koeioneren | zoudt koeioneren | zou koeioneren | zouden koeioneren | zouden koeioneren | zouden koeioneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekoeioneerd | hebt gekoeioneerd | hebt/heeft gekoeioneerd | hebt gekoeioneerd | heeft gekoeioneerd | hebben gekoeioneerd | hebben gekoeioneerd | hebben gekoeioneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekoeioneerd | had gekoeioneerd | had gekoeioneerd | hadt gekoeioneerd | had gekoeioneerd | hadden gekoeioneerd | hadden gekoeioneerd | hadden gekoeioneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekoeioneerd hebben | zal/zult gekoeioneerd hebben | zult/zal gekoeioneerd hebben | zult gekoeioneerd hebben | zal gekoeioneerd hebben | zullen gekoeioneerd hebben | zullen gekoeioneerd hebben | zullen gekoeioneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekoeioneerd hebben | zou gekoeioneerd hebben | zou/zoudt gekoeioneerd hebben | zoudt gekoeioneerd hebben | zou gekoeioneerd hebben | zouden gekoeioneerd hebben | zouden gekoeioneerd hebben | zouden gekoeioneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekoeioneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekoeioneerd | er is gekoeioneerd | |||||||||
verleden | er werd gekoeioneerd | er was gekoeioneerd | |||||||||
toekomend | er zal gekoeioneerd worden | er zal gekoeioneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekoeioneerd worden | er zou gekoeioneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekoeioneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekoeioneerd worden | gekoeioneerd te worden | ||||||||
toekomend | gekoeioneerd zullen worden | gekoeioneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekoeioneerd zijn | gekoeioneerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekoeioneerd zullen zijn | gekoeioneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekoeioneerd | wordt gekoeioneerd | wordt gekoeioneerd | wordt gekoeioneerd | wordt gekoeioneerd | worden gekoeioneerd | worden gekoeioneerd | worden gekoeioneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekoeioneerd | werd gekoeioneerd | werd gekoeioneerd | werdt gekoeioneerd | werd gekoeioneerd | werden gekoeioneerd | werden gekoeioneerd | werden gekoeioneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekoeioneerd worden | zult gekoeioneerd worden | zult gekoeioneerd worden | zult gekoeioneerd worden | zal gekoeioneerd worden | zullen gekoeioneerd worden | zullen gekoeioneerd worden | zullen gekoeioneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekoeioneerd worden | zou gekoeioneerd worden | zou/zoudt gekoeioneerd worden | zoudt gekoeioneerd worden | zou gekoeioneerd worden | zouden gekoeioneerd worden | zouden gekoeioneerd worden | zouden gekoeioneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekoeioneerd | bent gekoeioneerd | bent/is gekoeioneerd | zijt gekoeioneerd | is gekoeioneerd | zijn gekoeioneerd | zijn gekoeioneerd | zijn gekoeioneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekoeioneerd | was gekoeioneerd | was gekoeioneerd | waart gekoeioneerd | was gekoeioneerd | waren gekoeioneerd | waren gekoeioneerd | waren gekoeioneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekoeioneerd zijn | zult gekoeioneerd zijn | zult gekoeioneerd zijn | zult gekoeioneerd zijn | zal gekoeioneerd zijn | zullen gekoeioneerd zijn | zullen gekoeioneerd zijn | zullen gekoeioneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekoeioneerd zijn | zou gekoeioneerd zijn | zou/zoudt gekoeioneerd zijn | zoudt gekoeioneerd zijn | zou gekoeioneerd zijn | zouden gekoeioneerd zijn | zouden gekoeioneerd zijn | zouden gekoeioneerd zijn |