vervoeging van de bedrijvende vorm van kontlikken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kontlikken | te kontlikken | ||||||||
toekomend | zullen kontlikken | te zullen kontlikken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekontlikt | te hebben gekontlikt | ||||||||
toekomend | gekontlikt zullen hebben | gekontlikt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kontlikkend | gekontlikt | ev. kontlik |
mv. verouderd kontlikt |
kontlikke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kontlik | kontlikt | kontlikt | kontlikt | kontlikt | kontlikken | kontlikken | kontlikken | |||
verleden (o.v.t.) | kontlikte | kontlikte | kontlikte | kontlikte | kontlikte | kontlikten | kontlikten | kontlikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kontlikken | zult/zal kontlikken | zult/zal kontlikken | zult kontlikken | zal kontlikken | zullen kontlikken | zullen kontlikken | zullen kontlikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kontlikken | zou kontlikken | zou(dt) kontlikken | zoudt kontlikken | zou kontlikken | zouden kontlikken | zouden kontlikken | zouden kontlikken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekontlikt | hebt gekontlikt | hebt/heeft gekontlikt | hebt gekontlikt | heeft gekontlikt | hebben gekontlikt | hebben gekontlikt | hebben gekontlikt | |||
verleden (v.v.t.) | had gekontlikt | had gekontlikt | had gekontlikt | hadt gekontlikt | had gekontlikt | hadden gekontlikt | hadden gekontlikt | hadden gekontlikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekontlikt hebben | zal/zult gekontlikt hebben | zult/zal gekontlikt hebben | zult gekontlikt hebben | zal gekontlikt hebben | zullen gekontlikt hebben | zullen gekontlikt hebben | zullen gekontlikt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekontlikt hebben | zou gekontlikt hebben | zou/zoudt gekontlikt hebben | zoudt gekontlikt hebben | zou gekontlikt hebben | zouden gekontlikt hebben | zouden gekontlikt hebben | zouden gekontlikt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekontlikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekontlikt | er is gekontlikt | |||||||||
verleden | er werd gekontlikt | er was gekontlikt | |||||||||
toekomend | er zal gekontlikt worden | er zal gekontlikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekontlikt worden | er zou gekontlikt zijn | |||||||||
lijdende vorm gekontlikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekontlikt worden | gekontlikt te worden | ||||||||
toekomend | gekontlikt zullen worden | gekontlikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekontlikt zijn | gekontlikt te zijn | ||||||||
toekomend | gekontlikt zullen zijn | gekontlikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekontlikt | wordt gekontlikt | wordt gekontlikt | wordt gekontlikt | wordt gekontlikt | worden gekontlikt | worden gekontlikt | worden gekontlikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekontlikt | werd gekontlikt | werd gekontlikt | werdt gekontlikt | werd gekontlikt | werden gekontlikt | werden gekontlikt | werden gekontlikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekontlikt worden | zult gekontlikt worden | zult gekontlikt worden | zult gekontlikt worden | zal gekontlikt worden | zullen gekontlikt worden | zullen gekontlikt worden | zullen gekontlikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekontlikt worden | zou gekontlikt worden | zou/zoudt gekontlikt worden | zoudt gekontlikt worden | zou gekontlikt worden | zouden gekontlikt worden | zouden gekontlikt worden | zouden gekontlikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekontlikt | bent gekontlikt | bent/is gekontlikt | zijt gekontlikt | is gekontlikt | zijn gekontlikt | zijn gekontlikt | zijn gekontlikt | |||
verleden (v.v.t.) | was gekontlikt | was gekontlikt | was gekontlikt | waart gekontlikt | was gekontlikt | waren gekontlikt | waren gekontlikt | waren gekontlikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekontlikt zijn | zult gekontlikt zijn | zult gekontlikt zijn | zult gekontlikt zijn | zal gekontlikt zijn | zullen gekontlikt zijn | zullen gekontlikt zijn | zullen gekontlikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekontlikt zijn | zou gekontlikt zijn | zou/zoudt gekontlikt zijn | zoudt gekontlikt zijn | zou gekontlikt zijn | zouden gekontlikt zijn | zouden gekontlikt zijn | zouden gekontlikt zijn |