langsdrijven/vervoeging

Nederlands

ergatief

vervoeging van de bedrijvende vorm van langsdrijven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		langsdrijven			langs te drijven
onvoltooid	toekomend		zullen langsdrijven langs zullen drijven			te zullen langsdrijven langs te zullen drijven
voltooid	tegenwoordig		zijn langsgedreven			te zijn langsgedreven
voltooid	toekomend		langsgedreven zullen zijn			langsgedreven te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	langsdrijvend		langsgedreven			ev. drijf langs	mv. verouderd drijft langs	drijve langs (bijzin) langsdrijve
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	drijf langs	drijft langs	drijft langs	drijft langs	drijft langs	drijven langs	drijven langs	drijven langs
verleden (o.v.t.)	dreef langs	dreef langs	dreef langs	dreef langs	dreef langs	dreven langs	dreven langs	dreven langs
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsdrijven	zult/zal langsdrijven	zult/zal langsdrijven	zult langsdrijven	zal langsdrijven	zullen langsdrijven	zullen langsdrijven	zullen langsdrijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsdrijven	zou langsdrijven	zou(dt) langsdrijven	zoudt langsdrijven	zou langsdrijven	zouden langsdrijven	zouden langsdrijven	zouden langsdrijven
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	langsdrijf	langsdrijft	langsdrijft	langsdrijft	langsdrijft	langsdrijven	langsdrijven	langsdrijven
verleden (o.v.t.)	langsdreef	langsdreef	langsdreef	langsdreef	langsdreef	langsdreven	langsdreven	langsdreven
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsdrijven langs zal drijven	zult/zal langsdrijven langs zult/zal drijven	zult/zal langsdrijven langs zult/zal drijven	zult langsdrijven langs zult drijven	zal langsdrijven langs zal drijven	zullen langsdrijven langs zullen drijven	zullen langsdrijven langs zullen drijven	zullen langsdrijven langs zullen drijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsdrijven langs zou drijven	zou langsdrijven langs zou drijven	zou(dt) langsdrijven langs zou(dt) drijven	zoudt langsdrijven langs zoudt drijven	zou langsdrijven langs zou drijven	zouden langsdrijven langs zouden drijven	zouden langsdrijven langs zouden drijven	zouden langsdrijven langs zouden drijven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben langsgedreven	bent langsgedreven	bent/is langsgedreven	zijt langsgedreven	is langsgedreven	zijn langsgedreven	zijn langsgedreven	zijn langsgedreven
verleden (v.v.t.)	was langsgedreven	was langsgedreven	was langsgedreven	waart langsgedreven	was langsgedreven	waren langsgedreven	waren langsgedreven	waren langsgedreven
toekomend (v.t.t.t.)	zal langsgedreven zijn	zal/zult langsgedreven zijn	zult/zal langsgedreven zijn	zult langsgedreven zijn	zal langsgedreven zijn	zullen langsgedreven zijn	zullen langsgedreven zijn	zullen langsgedreven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou langsgedreven zijn	zou langsgedreven zijn	zou/zoudt langsgedreven zijn	zoudt langsgedreven zijn	zou langsgedreven zijn	zouden langsgedreven zijn	zouden langsgedreven zijn	zouden langsgedreven zijn

overgankelijk

vervoeging van de bedrijvende vorm van langsdrijven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		langsdrijven			langs te drijven
onvoltooid	toekomend		zullen langsdrijven langs zullen drijven			te zullen langsdrijven langs te zullen drijven
voltooid	tegenwoordig		hebben langsgedreven			te hebben langsgedreven
voltooid	toekomend		langsgedreven zullen hebben			langsgedreven te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	langsdrijvend		langsgedreven			ev. drijf langs	mv. verouderd drijft langs	drijve langs (bijzin) langsdrijve
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	drijf langs	drijft langs	drijft langs	drijft langs	drijft langs	drijven langs	drijven langs	drijven langs
verleden (o.v.t.)	dreef langs	dreef langs	dreef langs	dreef langs	dreef langs	dreven langs	dreven langs	dreven langs
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsdrijven	zult/zal langsdrijven	zult/zal langsdrijven	zult langsdrijven	zal langsdrijven	zullen langsdrijven	zullen langsdrijven	zullen langsdrijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsdrijven	zou langsdrijven	zou(dt) langsdrijven	zoudt langsdrijven	zou langsdrijven	zouden langsdrijven	zouden langsdrijven	zouden langsdrijven
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	langsdrijf	langsdrijft	langsdrijft	langsdrijft	langsdrijft	langsdrijven	langsdrijven	langsdrijven
verleden (o.v.t.)	langsdreef	langsdreef	langsdreef	langsdreef	langsdreef	langsdreven	langsdreven	langsdreven
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsdrijven langs zal drijven	zult/zal langsdrijven langs zult/zal drijven	zult/zal langsdrijven langs zult/zal drijven	zult langsdrijven langs zult drijven	zal langsdrijven langs zal drijven	zullen langsdrijven langs zullen drijven	zullen langsdrijven langs zullen drijven	zullen langsdrijven langs zullen drijven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsdrijven langs zou drijven	zou langsdrijven langs zou drijven	zou(dt) langsdrijven langs zou(dt) drijven	zoudt langsdrijven langs zoudt drijven	zou langsdrijven langs zou drijven	zouden langsdrijven langs zouden drijven	zouden langsdrijven langs zouden drijven	zouden langsdrijven langs zouden drijven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb langsgedreven	hebt langsgedreven	hebt/heeft langsgedreven	hebt langsgedreven	heeft langsgedreven	hebben langsgedreven	hebben langsgedreven	hebben langsgedreven
verleden (v.v.t.)	had langsgedreven	had langsgedreven	had langsgedreven	hadt langsgedreven	had langsgedreven	hadden langsgedreven	hadden langsgedreven	hadden langsgedreven
toekomend (v.t.t.t.)	zal langsgedreven hebben	zal/zult langsgedreven hebben	zult/zal langsgedreven hebben	zult langsgedreven hebben	zal langsgedreven hebben	zullen langsgedreven hebben	zullen langsgedreven hebben	zullen langsgedreven hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou langsgedreven hebben	zou langsgedreven hebben	zou/zoudt langsgedreven hebben	zoudt langsgedreven hebben	zou langsgedreven hebben	zouden langsgedreven hebben	zouden langsgedreven hebben	zouden langsgedreven hebben
onpersoonlijke lijdende vorm langsgedreven worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt langsgedreven				er is langsgedreven
verleden	er werd langsgedreven				er was langsgedreven
toekomend	er zal langsgedreven worden				er zal langsgedreven zijn
voorwaardelijk	er zou langsgedreven worden				er zou langsgedreven zijn
lijdende vorm langsgedreven worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		langsgedreven worden			langsgedreven te worden
onvoltooid	toekomend		langsgedreven zullen worden			langsgedreven te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		langsgedreven zijn			langsgedreven te zijn
voltooid	toekomend		langsgedreven zullen zijn			langsgedreven te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word langsgedreven	wordt langsgedreven	wordt langsgedreven	wordt langsgedreven	wordt langsgedreven	worden langsgedreven	worden langsgedreven	worden langsgedreven
verleden (o.v.t.)	werd langsgedreven	werd langsgedreven	werd langsgedreven	werdt langsgedreven	werd langsgedreven	werden langsgedreven	werden langsgedreven	werden langsgedreven
toekomend (o.t.t.t.)	zal langsgedreven worden	zult langsgedreven worden	zult langsgedreven worden	zult langsgedreven worden	zal langsgedreven worden	zullen langsgedreven worden	zullen langsgedreven worden	zullen langsgedreven worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou langsgedreven worden	zou langsgedreven worden	zou/zoudt langsgedreven worden	zoudt langsgedreven worden	zou langsgedreven worden	zouden langsgedreven worden	zouden langsgedreven worden	zouden langsgedreven worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben langsgedreven	bent langsgedreven	bent/is langsgedreven	zijt langsgedreven	is langsgedreven	zijn langsgedreven	zijn langsgedreven	zijn langsgedreven
verleden (v.v.t.)	was langsgedreven	was langsgedreven	was langsgedreven	waart langsgedreven	was langsgedreven	waren langsgedreven	waren langsgedreven	waren langsgedreven
toekomend (v.t.t.t.)	zal langsgedreven zijn	zult langsgedreven zijn	zult langsgedreven zijn	zult langsgedreven zijn	zal langsgedreven zijn	zullen langsgedreven zijn	zullen langsgedreven zijn	zullen langsgedreven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou langsgedreven zijn	zou langsgedreven zijn	zou/zoudt langsgedreven zijn	zoudt langsgedreven zijn	zou langsgedreven zijn	zouden langsgedreven zijn	zouden langsgedreven zijn	zouden langsgedreven zijn

langsdrijven/vervoeging

Nederlands

ergatief

overgankelijk

Enciclo

Wikious

Sapientia

Scientia

Boobota

Anandapedia

Sagapedia

Wikithot