Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
les . In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
les , maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
les in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
les is hier. De definitie van het woord
les zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
les , maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een les.
Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderricht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240
de les v / m
(onderwijs ) onderricht gedurende een korte tijd
Tijdens de les wordt spreken niet getolereerd.
▸ Het werd een les in nederigheid.
▸ De lessen die hij me die avond leerde waren geheel anders dan ik had verwacht.
duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft
1. onderricht gedurende een korte tijd
les
bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
lesgeven : Hij gaf les .
les
eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
gebiedende wijs van lessen
(bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
99 %
van de Nederlanders;
100 %
van de Vlamingen.
↑ "les" in: Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen , 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org ; ISBN 90 204 2045 3
↑ 2,0 2,1 Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Leenwoord uit het Nederlands
les
les
les v mv
de
les v mv
hen , ze (lijdend voorwerp, vóór het werkwoord)
les
gebiedende wijs van le
les ,
onbepaalde vorm genitief enkelvoud van le
les
eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van lesen
tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van lesen
les mv
de (meervoud)
«Les pommes sont pourris.»
De appels zijn rot.
de , het (enkelvoud)
«Les lunettes sont cassées.»
De bril is kapot.
les mv
hen / ze
Afgeleid van het Angelsaksische lēas
les
fout , liegend , bedriegelijk
les
lijdende vorm van le
les
gebiedende wijs van lese
les
tegenwoordige tijd van lesa
les
tegenwoordige tijd van lese
Afgeleid van het Proto-Slavische *lěsъ
les m onbezield
(ecologie ) bos ; een groep bomen
Afgeleid van het Proto-Slavische *lěsъ
les m onbezield
(ecologie ) bos ; een groep bomen