vervoeging van de bedrijvende vorm van manen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | manen | te manen | ||||||||
toekomend | zullen manen | te zullen manen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemaand | te hebben gemaand | ||||||||
toekomend | gemaand zullen hebben | gemaand te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
manend | gemaand | ev. maan |
mv. verouderd maant |
mane | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | maan | maant | maant | maant | maant | manen | manen | manen | |||
verleden (o.v.t.) | maande | maande | maande | maande | maande | maanden | maanden | maanden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal manen | zult/zal manen | zult/zal manen | zult manen | zal manen | zullen manen | zullen manen | zullen manen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou manen | zou manen | zou(dt) manen | zoudt manen | zou manen | zouden manen | zouden manen | zouden manen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemaand | hebt gemaand | hebt/heeft gemaand | hebt gemaand | heeft gemaand | hebben gemaand | hebben gemaand | hebben gemaand | |||
verleden (v.v.t.) | had gemaand | had gemaand | had gemaand | hadt gemaand | had gemaand | hadden gemaand | hadden gemaand | hadden gemaand | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemaand hebben | zal/zult gemaand hebben | zult/zal gemaand hebben | zult gemaand hebben | zal gemaand hebben | zullen gemaand hebben | zullen gemaand hebben | zullen gemaand hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemaand hebben | zou gemaand hebben | zou/zoudt gemaand hebben | zoudt gemaand hebben | zou gemaand hebben | zouden gemaand hebben | zouden gemaand hebben | zouden gemaand hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemaand worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemaand | er is gemaand | |||||||||
verleden | er werd gemaand | er was gemaand | |||||||||
toekomend | er zal gemaand worden | er zal gemaand zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemaand worden | er zou gemaand zijn | |||||||||
lijdende vorm gemaand worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemaand worden | gemaand te worden | ||||||||
toekomend | gemaand zullen worden | gemaand te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemaand zijn | gemaand te zijn | ||||||||
toekomend | gemaand zullen zijn | gemaand te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemaand | wordt gemaand | wordt gemaand | wordt gemaand | wordt gemaand | worden gemaand | worden gemaand | worden gemaand | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemaand | werd gemaand | werd gemaand | werdt gemaand | werd gemaand | werden gemaand | werden gemaand | werden gemaand | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemaand worden | zult gemaand worden | zult gemaand worden | zult gemaand worden | zal gemaand worden | zullen gemaand worden | zullen gemaand worden | zullen gemaand worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemaand worden | zou gemaand worden | zou/zoudt gemaand worden | zoudt gemaand worden | zou gemaand worden | zouden gemaand worden | zouden gemaand worden | zouden gemaand worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemaand | bent gemaand | bent/is gemaand | zijt gemaand | is gemaand | zijn gemaand | zijn gemaand | zijn gemaand | |||
verleden (v.v.t.) | was gemaand | was gemaand | was gemaand | waart gemaand | was gemaand | waren gemaand | waren gemaand | waren gemaand | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemaand zijn | zult gemaand zijn | zult gemaand zijn | zult gemaand zijn | zal gemaand zijn | zullen gemaand zijn | zullen gemaand zijn | zullen gemaand zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemaand zijn | zou gemaand zijn | zou/zoudt gemaand zijn | zoudt gemaand zijn | zou gemaand zijn | zouden gemaand zijn | zouden gemaand zijn | zouden gemaand zijn |