vervoeging van de bedrijvende vorm van massificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | massificeren | te massificeren | ||||||||
toekomend | zullen massificeren | te zullen massificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemassificeerd | te hebben gemassificeerd | ||||||||
toekomend | gemassificeerd zullen hebben | gemassificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
massificerend | gemassificeerd | ev. massificeer |
mv. verouderd massificeert |
massificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | massificeer | massificeert | massificeert | massificeert | massificeert | massificeren | massificeren | massificeren | |||
verleden (o.v.t.) | massificeerde | massificeerde | massificeerde | massificeerde | massificeerde | massificeerden | massificeerden | massificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal massificeren | zult/zal massificeren | zult/zal massificeren | zult massificeren | zal massificeren | zullen massificeren | zullen massificeren | zullen massificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou massificeren | zou massificeren | zou(dt) massificeren | zoudt massificeren | zou massificeren | zouden massificeren | zouden massificeren | zouden massificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemassificeerd | hebt gemassificeerd | hebt/heeft gemassificeerd | hebt gemassificeerd | heeft gemassificeerd | hebben gemassificeerd | hebben gemassificeerd | hebben gemassificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gemassificeerd | had gemassificeerd | had gemassificeerd | hadt gemassificeerd | had gemassificeerd | hadden gemassificeerd | hadden gemassificeerd | hadden gemassificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemassificeerd hebben | zal/zult gemassificeerd hebben | zult/zal gemassificeerd hebben | zult gemassificeerd hebben | zal gemassificeerd hebben | zullen gemassificeerd hebben | zullen gemassificeerd hebben | zullen gemassificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemassificeerd hebben | zou gemassificeerd hebben | zou/zoudt gemassificeerd hebben | zoudt gemassificeerd hebben | zou gemassificeerd hebben | zouden gemassificeerd hebben | zouden gemassificeerd hebben | zouden gemassificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemassificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemassificeerd | er is gemassificeerd | |||||||||
verleden | er werd gemassificeerd | er was gemassificeerd | |||||||||
toekomend | er zal gemassificeerd worden | er zal gemassificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemassificeerd worden | er zou gemassificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gemassificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemassificeerd worden | gemassificeerd te worden | ||||||||
toekomend | gemassificeerd zullen worden | gemassificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemassificeerd zijn | gemassificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gemassificeerd zullen zijn | gemassificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemassificeerd | wordt gemassificeerd | wordt gemassificeerd | wordt gemassificeerd | wordt gemassificeerd | worden gemassificeerd | worden gemassificeerd | worden gemassificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemassificeerd | werd gemassificeerd | werd gemassificeerd | werdt gemassificeerd | werd gemassificeerd | werden gemassificeerd | werden gemassificeerd | werden gemassificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemassificeerd worden | zult gemassificeerd worden | zult gemassificeerd worden | zult gemassificeerd worden | zal gemassificeerd worden | zullen gemassificeerd worden | zullen gemassificeerd worden | zullen gemassificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemassificeerd worden | zou gemassificeerd worden | zou/zoudt gemassificeerd worden | zoudt gemassificeerd worden | zou gemassificeerd worden | zouden gemassificeerd worden | zouden gemassificeerd worden | zouden gemassificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemassificeerd | bent gemassificeerd | bent/is gemassificeerd | zijt gemassificeerd | is gemassificeerd | zijn gemassificeerd | zijn gemassificeerd | zijn gemassificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gemassificeerd | was gemassificeerd | was gemassificeerd | waart gemassificeerd | was gemassificeerd | waren gemassificeerd | waren gemassificeerd | waren gemassificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemassificeerd zijn | zult gemassificeerd zijn | zult gemassificeerd zijn | zult gemassificeerd zijn | zal gemassificeerd zijn | zullen gemassificeerd zijn | zullen gemassificeerd zijn | zullen gemassificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemassificeerd zijn | zou gemassificeerd zijn | zou/zoudt gemassificeerd zijn | zoudt gemassificeerd zijn | zou gemassificeerd zijn | zouden gemassificeerd zijn | zouden gemassificeerd zijn | zouden gemassificeerd zijn |