vervoeging van de bedrijvende vorm van middelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | middelen | te middelen | ||||||||
toekomend | zullen middelen | te zullen middelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemiddeld | te hebben gemiddeld | ||||||||
toekomend | gemiddeld zullen hebben | gemiddeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
middelend | gemiddeld | ev. middel |
mv. verouderd middelt |
middele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | middel | middelt | middelt | middelt | middelt | middelen | middelen | middelen | |||
verleden (o.v.t.) | middelde | middelde | middelde | middelde | middelde | middelden | middelden | middelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal middelen | zult/zal middelen | zult/zal middelen | zult middelen | zal middelen | zullen middelen | zullen middelen | zullen middelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou middelen | zou middelen | zou(dt) middelen | zoudt middelen | zou middelen | zouden middelen | zouden middelen | zouden middelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemiddeld | hebt gemiddeld | hebt/heeft gemiddeld | hebt gemiddeld | heeft gemiddeld | hebben gemiddeld | hebben gemiddeld | hebben gemiddeld | |||
verleden (v.v.t.) | had gemiddeld | had gemiddeld | had gemiddeld | hadt gemiddeld | had gemiddeld | hadden gemiddeld | hadden gemiddeld | hadden gemiddeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemiddeld hebben | zal/zult gemiddeld hebben | zult/zal gemiddeld hebben | zult gemiddeld hebben | zal gemiddeld hebben | zullen gemiddeld hebben | zullen gemiddeld hebben | zullen gemiddeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemiddeld hebben | zou gemiddeld hebben | zou/zoudt gemiddeld hebben | zoudt gemiddeld hebben | zou gemiddeld hebben | zouden gemiddeld hebben | zouden gemiddeld hebben | zouden gemiddeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemiddeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemiddeld | er is gemiddeld | |||||||||
verleden | er werd gemiddeld | er was gemiddeld | |||||||||
toekomend | er zal gemiddeld worden | er zal gemiddeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemiddeld worden | er zou gemiddeld zijn | |||||||||
lijdende vorm gemiddeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemiddeld worden | gemiddeld te worden | ||||||||
toekomend | gemiddeld zullen worden | gemiddeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemiddeld zijn | gemiddeld te zijn | ||||||||
toekomend | gemiddeld zullen zijn | gemiddeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemiddeld | wordt gemiddeld | wordt gemiddeld | wordt gemiddeld | wordt gemiddeld | worden gemiddeld | worden gemiddeld | worden gemiddeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemiddeld | werd gemiddeld | werd gemiddeld | werdt gemiddeld | werd gemiddeld | werden gemiddeld | werden gemiddeld | werden gemiddeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemiddeld worden | zult gemiddeld worden | zult gemiddeld worden | zult gemiddeld worden | zal gemiddeld worden | zullen gemiddeld worden | zullen gemiddeld worden | zullen gemiddeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemiddeld worden | zou gemiddeld worden | zou/zoudt gemiddeld worden | zoudt gemiddeld worden | zou gemiddeld worden | zouden gemiddeld worden | zouden gemiddeld worden | zouden gemiddeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemiddeld | bent gemiddeld | bent/is gemiddeld | zijt gemiddeld | is gemiddeld | zijn gemiddeld | zijn gemiddeld | zijn gemiddeld | |||
verleden (v.v.t.) | was gemiddeld | was gemiddeld | was gemiddeld | waart gemiddeld | was gemiddeld | waren gemiddeld | waren gemiddeld | waren gemiddeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemiddeld zijn | zult gemiddeld zijn | zult gemiddeld zijn | zult gemiddeld zijn | zal gemiddeld zijn | zullen gemiddeld zijn | zullen gemiddeld zijn | zullen gemiddeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemiddeld zijn | zou gemiddeld zijn | zou/zoudt gemiddeld zijn | zoudt gemiddeld zijn | zou gemiddeld zijn | zouden gemiddeld zijn | zouden gemiddeld zijn | zouden gemiddeld zijn |