vervoeging van de bedrijvende vorm van modelleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | modelleren | te modelleren | ||||||||
toekomend | zullen modelleren | te zullen modelleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemodelleerd | te hebben gemodelleerd | ||||||||
toekomend | gemodelleerd zullen hebben | gemodelleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
modellerend | gemodelleerd | ev. modelleer |
mv. verouderd modelleert |
modellere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | modelleer | modelleert | modelleert | modelleert | modelleert | modelleren | modelleren | modelleren | |||
verleden (o.v.t.) | modelleerde | modelleerde | modelleerde | modelleerde | modelleerde | modelleerden | modelleerden | modelleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal modelleren | zult/zal modelleren | zult/zal modelleren | zult modelleren | zal modelleren | zullen modelleren | zullen modelleren | zullen modelleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou modelleren | zou modelleren | zou(dt) modelleren | zoudt modelleren | zou modelleren | zouden modelleren | zouden modelleren | zouden modelleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemodelleerd | hebt gemodelleerd | hebt/heeft gemodelleerd | hebt gemodelleerd | heeft gemodelleerd | hebben gemodelleerd | hebben gemodelleerd | hebben gemodelleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gemodelleerd | had gemodelleerd | had gemodelleerd | hadt gemodelleerd | had gemodelleerd | hadden gemodelleerd | hadden gemodelleerd | hadden gemodelleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemodelleerd hebben | zal/zult gemodelleerd hebben | zult/zal gemodelleerd hebben | zult gemodelleerd hebben | zal gemodelleerd hebben | zullen gemodelleerd hebben | zullen gemodelleerd hebben | zullen gemodelleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemodelleerd hebben | zou gemodelleerd hebben | zou/zoudt gemodelleerd hebben | zoudt gemodelleerd hebben | zou gemodelleerd hebben | zouden gemodelleerd hebben | zouden gemodelleerd hebben | zouden gemodelleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemodelleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemodelleerd | er is gemodelleerd | |||||||||
verleden | er werd gemodelleerd | er was gemodelleerd | |||||||||
toekomend | er zal gemodelleerd worden | er zal gemodelleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemodelleerd worden | er zou gemodelleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gemodelleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemodelleerd worden | gemodelleerd te worden | ||||||||
toekomend | gemodelleerd zullen worden | gemodelleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemodelleerd zijn | gemodelleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gemodelleerd zullen zijn | gemodelleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemodelleerd | wordt gemodelleerd | wordt gemodelleerd | wordt gemodelleerd | wordt gemodelleerd | worden gemodelleerd | worden gemodelleerd | worden gemodelleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemodelleerd | werd gemodelleerd | werd gemodelleerd | werdt gemodelleerd | werd gemodelleerd | werden gemodelleerd | werden gemodelleerd | werden gemodelleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemodelleerd worden | zult gemodelleerd worden | zult gemodelleerd worden | zult gemodelleerd worden | zal gemodelleerd worden | zullen gemodelleerd worden | zullen gemodelleerd worden | zullen gemodelleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemodelleerd worden | zou gemodelleerd worden | zou/zoudt gemodelleerd worden | zoudt gemodelleerd worden | zou gemodelleerd worden | zouden gemodelleerd worden | zouden gemodelleerd worden | zouden gemodelleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemodelleerd | bent gemodelleerd | bent/is gemodelleerd | zijt gemodelleerd | is gemodelleerd | zijn gemodelleerd | zijn gemodelleerd | zijn gemodelleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gemodelleerd | was gemodelleerd | was gemodelleerd | waart gemodelleerd | was gemodelleerd | waren gemodelleerd | waren gemodelleerd | waren gemodelleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemodelleerd zijn | zult gemodelleerd zijn | zult gemodelleerd zijn | zult gemodelleerd zijn | zal gemodelleerd zijn | zullen gemodelleerd zijn | zullen gemodelleerd zijn | zullen gemodelleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemodelleerd zijn | zou gemodelleerd zijn | zou/zoudt gemodelleerd zijn | zoudt gemodelleerd zijn | zou gemodelleerd zijn | zouden gemodelleerd zijn | zouden gemodelleerd zijn | zouden gemodelleerd zijn |