enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mond | monden |
verkleinwoord | mondje | mondjes |
de mond m
|
|
In een boodschap overgebracht door, via
Spreken
Zeg dan iets! (Als dwingend verzoek)
Een bijzonder grote mond hebben
Onbeschoft toespreken
Ronduit de eigen mening over iets zeggen
Er veel over praten
Iemand beletten verder te praten zodat die niet zijn mening kan geven e.d. (zie ook monddood)
Iemand anders doelbewust een uitspraak toeschrijven, echter zonder dat die ander de uitspraak inderdaad heeft gedaan of op die manier bedoelde
Alleen maar met woorden verdedigen, zonder er in de praktijk ook naar te handelen
Zichzelf iets belangrijks ontzeggen om het in plaats daarvan aan iets of iemand anders te kunnen geven
Gezegd als iemand iets heel lekker vindt
Je kunt toch praten!
Om iets heen praten, het over iets hebben maar zonder datgene waar het echt om gaat te noemen, eromheen draaien (vgl. Om de pot draaien)
Geen passend antwoord weten te geven, beteuterd zijn
Volledig verbaasd of intens geboeid
Datgene zeggen waarvan men weet dat de toegesprokene het graag wil horen, meestal zonder hier zelf achter te staan maar wel met het doel zelf bij die ander in een goed blaadje te komen (≈ vleien)
Zich goed of assertief kunnen uitdrukken
Termen gebruiken die ernstige gevolgen kunnen hebben
Een geheim per ongeluk verklappen
Niets zeggen, of iets belangrijks verzwijgen
|
|
|
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mond | monde |
mond
mond
mond
mond