vervoeging van de bedrijvende vorm van naspoelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | naspoelen | na te spoelen | ||||||||
toekomend | zullen naspoelen na zullen spoelen |
te zullen naspoelen na te zullen spoelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagespoeld | te hebben nagespoeld | ||||||||
toekomend | nagespoeld zullen hebben | nagespoeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
naspoelend | nagespoeld | ev. spoel na |
mv. verouderd spoelt na |
spoele na (bijzin) naspoele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spoel na | spoelt na | spoelt na | spoelt na | spoelt na | spoelen na | spoelen na | spoelen na | |||
verleden (o.v.t.) | spoelde na | spoelde na | spoelde na | spoelde na | spoelde na | spoelden na | spoelden na | spoelden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naspoelen | zult/zal naspoelen | zult/zal naspoelen | zult naspoelen | zal naspoelen | zullen naspoelen | zullen naspoelen | zullen naspoelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naspoelen | zou naspoelen | zou(dt) naspoelen | zoudt naspoelen | zou naspoelen | zouden naspoelen | zouden naspoelen | zouden naspoelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | naspoel | naspoelt | naspoelt | naspoelt | naspoelt | naspoelen | naspoelen | naspoelen | |||
verleden (o.v.t.) | naspoelde | naspoelde | naspoelde | naspoelde | naspoelde | naspoelden | naspoelden | naspoelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naspoelen na zal spoelen |
zult/zal naspoelen na zult/zal spoelen |
zult/zal naspoelen na zult/zal spoelen |
zult naspoelen na zult spoelen |
zal naspoelen na zal spoelen |
zullen naspoelen na zullen spoelen |
zullen naspoelen na zullen spoelen |
zullen naspoelen na zullen spoelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naspoelen na zou spoelen |
zou naspoelen na zou spoelen |
zou(dt) naspoelen na zou(dt) spoelen |
zoudt naspoelen na zoudt spoelen |
zou naspoelen na zou spoelen |
zouden naspoelen na zouden spoelen |
zouden naspoelen na zouden spoelen |
zouden naspoelen na zouden spoelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagespoeld | hebt nagespoeld | hebt/heeft nagespoeld | hebt nagespoeld | heeft nagespoeld | hebben nagespoeld | hebben nagespoeld | hebben nagespoeld | |||
verleden (v.v.t.) | had nagespoeld | had nagespoeld | had nagespoeld | hadt nagespoeld | had nagespoeld | hadden nagespoeld | hadden nagespoeld | hadden nagespoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagespoeld hebben | zal/zult nagespoeld hebben | zult/zal nagespoeld hebben | zult nagespoeld hebben | zal nagespoeld hebben | zullen nagespoeld hebben | zullen nagespoeld hebben | zullen nagespoeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagespoeld hebben | zou nagespoeld hebben | zou/zoudt nagespoeld hebben | zoudt nagespoeld hebben | zou nagespoeld hebben | zouden nagespoeld hebben | zouden nagespoeld hebben | zouden nagespoeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagespoeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagespoeld | er is nagespoeld | |||||||||
verleden | er werd nagespoeld | er was nagespoeld | |||||||||
toekomend | er zal nagespoeld worden | er zal nagespoeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagespoeld worden | er zou nagespoeld zijn | |||||||||
lijdende vorm nagespoeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagespoeld worden | nagespoeld te worden | ||||||||
toekomend | nagespoeld zullen worden | nagespoeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagespoeld zijn | nagespoeld te zijn | ||||||||
toekomend | nagespoeld zullen zijn | nagespoeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagespoeld | wordt nagespoeld | wordt nagespoeld | wordt nagespoeld | wordt nagespoeld | worden nagespoeld | worden nagespoeld | worden nagespoeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagespoeld | werd nagespoeld | werd nagespoeld | werdt nagespoeld | werd nagespoeld | werden nagespoeld | werden nagespoeld | werden nagespoeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagespoeld worden | zult nagespoeld worden | zult nagespoeld worden | zult nagespoeld worden | zal nagespoeld worden | zullen nagespoeld worden | zullen nagespoeld worden | zullen nagespoeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagespoeld worden | zou nagespoeld worden | zou/zoudt nagespoeld worden | zoudt nagespoeld worden | zou nagespoeld worden | zouden nagespoeld worden | zouden nagespoeld worden | zouden nagespoeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagespoeld | bent nagespoeld | bent/is nagespoeld | zijt nagespoeld | is nagespoeld | zijn nagespoeld | zijn nagespoeld | zijn nagespoeld | |||
verleden (v.v.t.) | was nagespoeld | was nagespoeld | was nagespoeld | waart nagespoeld | was nagespoeld | waren nagespoeld | waren nagespoeld | waren nagespoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagespoeld zijn | zult nagespoeld zijn | zult nagespoeld zijn | zult nagespoeld zijn | zal nagespoeld zijn | zullen nagespoeld zijn | zullen nagespoeld zijn | zullen nagespoeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagespoeld zijn | zou nagespoeld zijn | zou/zoudt nagespoeld zijn | zoudt nagespoeld zijn | zou nagespoeld zijn | zouden nagespoeld zijn | zouden nagespoeld zijn | zouden nagespoeld zijn |