vervoeging van de bedrijvende vorm van nasporen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nasporen | na te sporen | ||||||||
toekomend | zullen nasporen na zullen sporen |
te zullen nasporen na te zullen sporen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] nagespoord | te hebben[1]/zijn[2] nagespoord | ||||||||
toekomend | nagespoord zullen hebben[1]/zijn[2] | nagespoord te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nasporend | nagespoord | ev. spoor na |
mv. verouderd spoort na |
spore na (bijzin) naspore | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spoor na | spoort na | spoort na | spoort na | spoort na | sporen na | sporen na | sporen na | |||
verleden (o.v.t.) | spoorde na | spoorde na | spoorde na | spoorde na | spoorde na | spoorden na | spoorden na | spoorden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nasporen | zult/zal nasporen | zult/zal nasporen | zult nasporen | zal nasporen | zullen nasporen | zullen nasporen | zullen nasporen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nasporen | zou nasporen | zou(dt) nasporen | zoudt nasporen | zou nasporen | zouden nasporen | zouden nasporen | zouden nasporen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | naspoor | naspoort | naspoort | naspoort | naspoort | nasporen | nasporen | nasporen | |||
verleden (o.v.t.) | naspoorde | naspoorde | naspoorde | naspoorde | naspoorde | naspoorden | naspoorden | naspoorden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nasporen na zal sporen |
zult/zal nasporen na zult/zal sporen |
zult/zal nasporen na zult/zal sporen |
zult nasporen na zult sporen |
zal nasporen na zal sporen |
zullen nasporen na zullen sporen |
zullen nasporen na zullen sporen |
zullen nasporen na zullen sporen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nasporen na zou sporen |
zou nasporen na zou sporen |
zou(dt) nasporen na zou(dt) sporen |
zoudt nasporen na zoudt sporen |
zou nasporen na zou sporen |
zouden nasporen na zouden sporen |
zouden nasporen na zouden sporen |
zouden nasporen na zouden sporen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm nagespoord worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagespoord | er is nagespoord | |||||||||
verleden | er werd nagespoord | er was nagespoord | |||||||||
toekomend | er zal nagespoord worden | er zal nagespoord zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagespoord worden | er zou nagespoord zijn | |||||||||
lijdende vorm nagespoord worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagespoord worden | nagespoord te worden | ||||||||
toekomend | nagespoord zullen worden | nagespoord te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagespoord zijn | nagespoord te zijn | ||||||||
toekomend | nagespoord zullen zijn | nagespoord te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagespoord | wordt nagespoord | wordt nagespoord | wordt nagespoord | wordt nagespoord | worden nagespoord | worden nagespoord | worden nagespoord | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagespoord | werd nagespoord | werd nagespoord | werdt nagespoord | werd nagespoord | werden nagespoord | werden nagespoord | werden nagespoord | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagespoord worden | zult nagespoord worden | zult nagespoord worden | zult nagespoord worden | zal nagespoord worden | zullen nagespoord worden | zullen nagespoord worden | zullen nagespoord worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagespoord worden | zou nagespoord worden | zou/zoudt nagespoord worden | zoudt nagespoord worden | zou nagespoord worden | zouden nagespoord worden | zouden nagespoord worden | zouden nagespoord worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagespoord | bent nagespoord | bent/is nagespoord | zijt nagespoord | is nagespoord | zijn nagespoord | zijn nagespoord | zijn nagespoord | |||
verleden (v.v.t.) | was nagespoord | was nagespoord | was nagespoord | waart nagespoord | was nagespoord | waren nagespoord | waren nagespoord | waren nagespoord | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagespoord zijn | zult nagespoord zijn | zult nagespoord zijn | zult nagespoord zijn | zal nagespoord zijn | zullen nagespoord zijn | zullen nagespoord zijn | zullen nagespoord zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagespoord zijn | zou nagespoord zijn | zou/zoudt nagespoord zijn | zoudt nagespoord zijn | zou nagespoord zijn | zouden nagespoord zijn | zouden nagespoord zijn | zouden nagespoord zijn |