vervoeging van de bedrijvende vorm van navlooien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | navlooien | na te vlooien | ||||||||
toekomend | zullen navlooien na zullen vlooien |
te zullen navlooien na te zullen vlooien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagevlooid | te hebben nagevlooid | ||||||||
toekomend | nagevlooid zullen hebben | nagevlooid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
navlooiend | nagevlooid | ev. vlooi na |
mv. verouderd vlooit na |
vlooie na (bijzin) navlooie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vlooi na | vlooit na | vlooit na | vlooit na | vlooit na | vlooien na | vlooien na | vlooien na | |||
verleden (o.v.t.) | vlooide na | vlooide na | vlooide na | vlooide na | vlooide na | vlooiden na | vlooiden na | vlooiden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal navlooien | zult/zal navlooien | zult/zal navlooien | zult navlooien | zal navlooien | zullen navlooien | zullen navlooien | zullen navlooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou navlooien | zou navlooien | zou(dt) navlooien | zoudt navlooien | zou navlooien | zouden navlooien | zouden navlooien | zouden navlooien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | navlooi | navlooit | navlooit | navlooit | navlooit | navlooien | navlooien | navlooien | |||
verleden (o.v.t.) | navlooide | navlooide | navlooide | navlooide | navlooide | navlooiden | navlooiden | navlooiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal navlooien na zal vlooien |
zult/zal navlooien na zult/zal vlooien |
zult/zal navlooien na zult/zal vlooien |
zult navlooien na zult vlooien |
zal navlooien na zal vlooien |
zullen navlooien na zullen vlooien |
zullen navlooien na zullen vlooien |
zullen navlooien na zullen vlooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou navlooien na zou vlooien |
zou navlooien na zou vlooien |
zou(dt) navlooien na zou(dt) vlooien |
zoudt navlooien na zoudt vlooien |
zou navlooien na zou vlooien |
zouden navlooien na zouden vlooien |
zouden navlooien na zouden vlooien |
zouden navlooien na zouden vlooien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagevlooid | hebt nagevlooid | hebt/heeft nagevlooid | hebt nagevlooid | heeft nagevlooid | hebben nagevlooid | hebben nagevlooid | hebben nagevlooid | |||
verleden (v.v.t.) | had nagevlooid | had nagevlooid | had nagevlooid | hadt nagevlooid | had nagevlooid | hadden nagevlooid | hadden nagevlooid | hadden nagevlooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagevlooid hebben | zal/zult nagevlooid hebben | zult/zal nagevlooid hebben | zult nagevlooid hebben | zal nagevlooid hebben | zullen nagevlooid hebben | zullen nagevlooid hebben | zullen nagevlooid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagevlooid hebben | zou nagevlooid hebben | zou/zoudt nagevlooid hebben | zoudt nagevlooid hebben | zou nagevlooid hebben | zouden nagevlooid hebben | zouden nagevlooid hebben | zouden nagevlooid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagevlooid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagevlooid | er is nagevlooid | |||||||||
verleden | er werd nagevlooid | er was nagevlooid | |||||||||
toekomend | er zal nagevlooid worden | er zal nagevlooid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagevlooid worden | er zou nagevlooid zijn | |||||||||
lijdende vorm nagevlooid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagevlooid worden | nagevlooid te worden | ||||||||
toekomend | nagevlooid zullen worden | nagevlooid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagevlooid zijn | nagevlooid te zijn | ||||||||
toekomend | nagevlooid zullen zijn | nagevlooid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagevlooid | wordt nagevlooid | wordt nagevlooid | wordt nagevlooid | wordt nagevlooid | worden nagevlooid | worden nagevlooid | worden nagevlooid | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagevlooid | werd nagevlooid | werd nagevlooid | werdt nagevlooid | werd nagevlooid | werden nagevlooid | werden nagevlooid | werden nagevlooid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagevlooid worden | zult nagevlooid worden | zult nagevlooid worden | zult nagevlooid worden | zal nagevlooid worden | zullen nagevlooid worden | zullen nagevlooid worden | zullen nagevlooid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagevlooid worden | zou nagevlooid worden | zou/zoudt nagevlooid worden | zoudt nagevlooid worden | zou nagevlooid worden | zouden nagevlooid worden | zouden nagevlooid worden | zouden nagevlooid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagevlooid | bent nagevlooid | bent/is nagevlooid | zijt nagevlooid | is nagevlooid | zijn nagevlooid | zijn nagevlooid | zijn nagevlooid | |||
verleden (v.v.t.) | was nagevlooid | was nagevlooid | was nagevlooid | waart nagevlooid | was nagevlooid | waren nagevlooid | waren nagevlooid | waren nagevlooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagevlooid zijn | zult nagevlooid zijn | zult nagevlooid zijn | zult nagevlooid zijn | zal nagevlooid zijn | zullen nagevlooid zijn | zullen nagevlooid zijn | zullen nagevlooid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagevlooid zijn | zou nagevlooid zijn | zou/zoudt nagevlooid zijn | zoudt nagevlooid zijn | zou nagevlooid zijn | zouden nagevlooid zijn | zouden nagevlooid zijn | zouden nagevlooid zijn |