vervoeging van de bedrijvende vorm van neerstromen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | neerstromen | neer te stromen | ||||||
toekomend | zullen neerstromen neer zullen stromen |
te zullen neerstromen neer te zullen stromen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn neergestroomd | te zijn neergestroomd | ||||||
toekomend | neergestroomd zullen zijn | neergestroomd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
neerstromend | neergestroomd | ev. stroom neer |
mv. verouderd stroomt neer |
strome neer (bijzin) neerstrome | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | stroom neer | stroomt neer | stroomt neer | stroomt neer | stroomt neer | stromen neer | stromen neer | stromen neer | |
verleden (o.v.t.) | stroomde neer | stroomde neer | stroomde neer | stroomde neer | stroomde neer | stroomden neer | stroomden neer | stroomden neer | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal neerstromen | zult/zal neerstromen | zult/zal neerstromen | zult neerstromen | zal neerstromen | zullen neerstromen | zullen neerstromen | zullen neerstromen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neerstromen | zou neerstromen | zou(dt) neerstromen | zoudt neerstromen | zou neerstromen | zouden neerstromen | zouden neerstromen | zouden neerstromen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | neerstroom | neerstroomt | neerstroomt | neerstroomt | neerstroomt | neerstromen | neerstromen | neerstromen | |
verleden (o.v.t.) | neerstroomde | neerstroomde | neerstroomde | neerstroomde | neerstroomde | neerstroomden | neerstroomden | neerstroomden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal neerstromen neer zal stromen |
zult/zal neerstromen neer zult/zal stromen |
zult/zal neerstromen neer zult/zal stromen |
zult neerstromen neer zult stromen |
zal neerstromen neer zal stromen |
zullen neerstromen neer zullen stromen |
zullen neerstromen neer zullen stromen |
zullen neerstromen neer zullen stromen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neerstromen neer zou stromen |
zou neerstromen neer zou stromen |
zou(dt) neerstromen neer zou(dt) stromen |
zoudt neerstromen neer zoudt stromen |
zou neerstromen neer zou stromen |
zouden neerstromen neer zouden stromen |
zouden neerstromen neer zouden stromen |
zouden neerstromen neer zouden stromen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben neergestroomd | bent neergestroomd | bent/is neergestroomd | zijt neergestroomd | is neergestroomd | zijn neergestroomd | zijn neergestroomd | zijn neergestroomd | |
verleden (v.v.t.) | was neergestroomd | was neergestroomd | was neergestroomd | waart neergestroomd | was neergestroomd | waren neergestroomd | waren neergestroomd | waren neergestroomd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal neergestroomd zijn | zal/zult neergestroomd zijn | zult/zal neergestroomd zijn | zult neergestroomd zijn | zal neergestroomd zijn | zullen neergestroomd zijn | zullen neergestroomd zijn | zullen neergestroomd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou neergestroomd zijn | zou neergestroomd zijn | zou/zoudt neergestroomd zijn | zoudt neergestroomd zijn | zou neergestroomd zijn | zouden neergestroomd zijn | zouden neergestroomd zijn | zouden neergestroomd zijn |