Geluid: doof (hulp, bestand) IPA: /doːf/ doof In de betekenis van ‘niet kunnende horen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 doof niet of minder goed...
Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3 dof op website: Etymologiebank.nl Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001). Suzanne Vermeer...
Oost-Indisch van, in, uit Oost-Indië West-Indisch Oost-Indisch doof, Oost-Indische kers Oost-Indisch doof net doen of men niets heeft gehoord Het woord Oost-Indisch...
Geluid: doofpot (hulp, bestand) doof·pot samenstelling van doof ww en pot zn de doofpot m pot waarin men in vroeger tijden turven of kolen doofde...
Geluid: doffen (hulp, bestand) dof·fen afgeleid van dof met het achtervoegsel -en Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoorddoffen...
Geluid: doofpotbeleid (hulp, bestand) doof·pot·be·leid samenstelling van doofpot en beleid het doofpotbeleid o 'beleid' dat er op neer komt dat...
pot·doof In de betekenis van ‘zeer doof’ voor het eerst aangetroffen in 1837 intensief, samenstelling van pot zn en doof zn potdoof heel erg doof, zeer...
Geluid: doffelen (hulp, bestand) dof·fe·len doffelen (verouderd) stevig inpakken, warm aankleden duffelen indoffelen, opdoffelen Het woord 'doffelen'...
achtervoegsel -ig hardhorig (medisch) slecht kunnen horen slechthorend, doof, gehoorgestoord hardhorigheid hardhorend, hardhorendheid 1. Het woord...
Taal van de Taalunie. Weblink bron Marcel aan de Brugh “Een dof 'dig dig dig'; Vleermuizen gedijen in een rommelig landschap” (15 maart 1997) op nrc.nl...