zelfstandig naamwoord haaf haven eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van havenen Ik haven. gebiedende wijs van havenen Haven! (bij inversie) tweede...
website: Etymologiebank.nl Weblink bron “Kwaliteit is een must-have en diversiteit een nice-to-have” (6 oktober 2020) op nrc.nl Weblink bron Milou van...
Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3 have op website: Etymologiebank.nl Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001). Door archive...
staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie. Weblink bron Gearchiveerde versie “100 jaar Haven van Zeebrugge” (31 juli 2008) op nrc.nl...
vindplaats hieronder. samenstelling van haven en arbeider de havenarbeider m (beroep) arbeider die in een haven werkt ▸ De fiscaal vraagt: „waarom keerde...
van habēre habeo op website: Etymologiebank.nl habeo op website: Etymologiebank.nl Hebben, haben, to have en avoir, avere, haber, Taal aan de wandel...
(scheepvaart) een persoon die schepen begeleidt bij het varen van en naar een haven affuitloods, buitenloods, goederenloods, locomotiefloods, morsloods, opslagloods...
/ ˈœytfɑlsˌhavə(n) / (4 lettergrepen) uit·vals·ha·ven samenstelling van uitval zn en haven zn met het invoegsel -s- de uitvalshaven v / m (scheepvaart) (militair)...
schip ligt nu in dok voor reparatie. (scheepvaart), (waterbeheer) een haven in een havencomplex waar schepen kunnen worden afgemeerd, wachten, geladen...
Geluid: havezaat (hulp, bestand) ha·ve·zaat samenstelling van have zn en zaat zn de havezaat v / m havezate Het woord havezaat staat in de Woordenlijst...