nol

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord nol. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord nol, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je nol in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord nol is hier. De definitie van het woord nol zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vannol, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • nol
enkelvoud meervoud
naamwoord nol nollen
verkleinwoord nolletje nolletjes

de nolv / m

  1. kleine verhoging in het terrein
    • Zie je die nol daar? 
  2. (waterbeheer) resterend overblijfsel van een voor het overige weggevallen dijk dat uitsteekt in het water
    • Vijf windmolens bij de Grote Nol dekken hele Thoolse stroombehoefte [3]
  3. slaapje, dutje
    • Ik heb even een nol gedaan. 
vervoeging van
nollen

nol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nollen
    • Ik nol. 
  2. gebiedende wijs van nollen
    • Nol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nollen
    • Nol je? 
51 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[4]


Telwoord (ind)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027
  • nol

nol

  1. nul


Telwoord (min)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800
9 19 90 900

nol

  1. nul


Telwoord (uzb)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

nol

  1. nul