vervoeging van de bedrijvende vorm van omhangen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omhangen | om te hangen | ||||||||
toekomend | zullen omhangen om zullen hangen |
te zullen omhangen om te zullen hangen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgehangen | te hebben omgehangen | ||||||||
toekomend | omgehangen zullen hebben | omgehangen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omhangend | omgehangen | ev. hang om |
mv. verouderd hangt om |
hange om (bijzin) omhange | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hang om | hangt om | hangt om | hangt om | hangt om | hangen om | hangen om | hangen om | |||
verleden (o.v.t.) | hing om | hing om | hing om | hing om | hing om | hingen om | hingen om | hingen om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omhangen | zult/zal omhangen | zult/zal omhangen | zult omhangen | zal omhangen | zullen omhangen | zullen omhangen | zullen omhangen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhangen | zou omhangen | zou(dt) omhangen | zoudt omhangen | zou omhangen | zouden omhangen | zouden omhangen | zouden omhangen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omhang | omhangt | omhangt | omhangt | omhangt | omhangen | omhangen | omhangen | |||
verleden (o.v.t.) | omhing | omhing | omhing | omhing | omhing | omhingen | omhingen | omhingen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omhangen om zal hangen |
zult/zal omhangen om zult/zal hangen |
zult/zal omhangen om zult/zal hangen |
zult omhangen om zult hangen |
zal omhangen om zal hangen |
zullen omhangen om zullen hangen |
zullen omhangen om zullen hangen |
zullen omhangen om zullen hangen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhangen om zou hangen |
zou omhangen om zou hangen |
zou(dt) omhangen om zou(dt) hangen |
zoudt omhangen om zoudt hangen |
zou omhangen om zou hangen |
zouden omhangen om zouden hangen |
zouden omhangen om zouden hangen |
zouden omhangen om zouden hangen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgehangen | hebt omgehangen | hebt/heeft omgehangen | hebt omgehangen | heeft omgehangen | hebben omgehangen | hebben omgehangen | hebben omgehangen | |||
verleden (v.v.t.) | had omgehangen | had omgehangen | had omgehangen | hadt omgehangen | had omgehangen | hadden omgehangen | hadden omgehangen | hadden omgehangen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgehangen hebben | zal/zult omgehangen hebben | zult/zal omgehangen hebben | zult omgehangen hebben | zal omgehangen hebben | zullen omgehangen hebben | zullen omgehangen hebben | zullen omgehangen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgehangen hebben | zou omgehangen hebben | zou/zoudt omgehangen hebben | zoudt omgehangen hebben | zou omgehangen hebben | zouden omgehangen hebben | zouden omgehangen hebben | zouden omgehangen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgehangen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgehangen | er is omgehangen | |||||||||
verleden | er werd omgehangen | er was omgehangen | |||||||||
toekomend | er zal omgehangen worden | er zal omgehangen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgehangen worden | er zou omgehangen zijn | |||||||||
lijdende vorm omgehangen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgehangen worden | omgehangen te worden | ||||||||
toekomend | omgehangen zullen worden | omgehangen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgehangen zijn | omgehangen te zijn | ||||||||
toekomend | omgehangen zullen zijn | omgehangen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgehangen | wordt omgehangen | wordt omgehangen | wordt omgehangen | wordt omgehangen | worden omgehangen | worden omgehangen | worden omgehangen | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgehangen | werd omgehangen | werd omgehangen | werdt omgehangen | werd omgehangen | werden omgehangen | werden omgehangen | werden omgehangen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgehangen worden | zult omgehangen worden | zult omgehangen worden | zult omgehangen worden | zal omgehangen worden | zullen omgehangen worden | zullen omgehangen worden | zullen omgehangen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgehangen worden | zou omgehangen worden | zou/zoudt omgehangen worden | zoudt omgehangen worden | zou omgehangen worden | zouden omgehangen worden | zouden omgehangen worden | zouden omgehangen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgehangen | bent omgehangen | bent/is omgehangen | zijt omgehangen | is omgehangen | zijn omgehangen | zijn omgehangen | zijn omgehangen | |||
verleden (v.v.t.) | was omgehangen | was omgehangen | was omgehangen | waart omgehangen | was omgehangen | waren omgehangen | waren omgehangen | waren omgehangen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgehangen zijn | zult omgehangen zijn | zult omgehangen zijn | zult omgehangen zijn | zal omgehangen zijn | zullen omgehangen zijn | zullen omgehangen zijn | zullen omgehangen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgehangen zijn | zou omgehangen zijn | zou/zoudt omgehangen zijn | zoudt omgehangen zijn | zou omgehangen zijn | zouden omgehangen zijn | zouden omgehangen zijn | zouden omgehangen zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van omhangen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omhangen | te omhangen | ||||||||
toekomend | zullen omhangen | te zullen omhangen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omhangen | te hebben omhangen | ||||||||
toekomend | omhangen zullen hebben | omhangen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omhangend | omhangen | ev. omhang |
mv. verouderd omhangt |
omhange | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | omhang | omhangt | omhangt | omhangt | omhangt | omhangen | omhangen | omhangen | |||
verleden (o.v.t.) | omhing | omhing | omhing | omhing | omhing | omhingen | omhingen | omhingen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omhangen | zult/zal omhangen | zult/zal omhangen | zult omhangen | zal omhangen | zullen omhangen | zullen omhangen | zullen omhangen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhangen | zou omhangen | zou(dt) omhangen | zoudt omhangen | zou omhangen | zouden omhangen | zouden omhangen | zouden omhangen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omhangen | hebt omhangen | hebt/heeft omhangen | hebt omhangen | heeft omhangen | hebben omhangen | hebben omhangen | hebben omhangen | |||
verleden (v.v.t.) | had omhangen | had omhangen | had omhangen | hadt omhangen | had omhangen | hadden omhangen | hadden omhangen | hadden omhangen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omhangen hebben | zal/zult omhangen hebben | zult/zal omhangen hebben | zult omhangen hebben | zal omhangen hebben | zullen omhangen hebben | zullen omhangen hebben | zullen omhangen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omhangen hebben | zou omhangen hebben | zou/zoudt omhangen hebben | zoudt omhangen hebben | zou omhangen hebben | zouden omhangen hebben | zouden omhangen hebben | zouden omhangen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omhangen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omhangen | er is omhangen | |||||||||
verleden | er werd omhangen | er was omhangen | |||||||||
toekomend | er zal omhangen worden | er zal omhangen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omhangen worden | er zou omhangen zijn | |||||||||
lijdende vorm omhangen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omhangen worden | omhangen te worden | ||||||||
toekomend | omhangen zullen worden | omhangen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omhangen zijn | omhangen te zijn | ||||||||
toekomend | omhangen zullen zijn | omhangen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omhangen | wordt omhangen | wordt omhangen | wordt omhangen | wordt omhangen | worden omhangen | worden omhangen | worden omhangen | |||
verleden (o.v.t.) | werd omhangen | werd omhangen | werd omhangen | werdt omhangen | werd omhangen | werden omhangen | werden omhangen | werden omhangen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omhangen worden | zult omhangen worden | zult omhangen worden | zult omhangen worden | zal omhangen worden | zullen omhangen worden | zullen omhangen worden | zullen omhangen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhangen worden | zou omhangen worden | zou/zoudt omhangen worden | zoudt omhangen worden | zou omhangen worden | zouden omhangen worden | zouden omhangen worden | zouden omhangen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omhangen | bent omhangen | bent/is omhangen | zijt omhangen | is omhangen | zijn omhangen | zijn omhangen | zijn omhangen | |||
verleden (v.v.t.) | was omhangen | was omhangen | was omhangen | waart omhangen | was omhangen | waren omhangen | waren omhangen | waren omhangen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omhangen zijn | zult omhangen zijn | zult omhangen zijn | zult omhangen zijn | zal omhangen zijn | zullen omhangen zijn | zullen omhangen zijn | zullen omhangen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omhangen zijn | zou omhangen zijn | zou/zoudt omhangen zijn | zoudt omhangen zijn | zou omhangen zijn | zouden omhangen zijn | zouden omhangen zijn | zouden omhangen zijn |