vervoeging van de bedrijvende vorm van omstuwen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omstuwen | om te stuwen | ||||||||
toekomend | zullen omstuwen om zullen stuwen |
te zullen omstuwen om te zullen stuwen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgestuwd | te hebben omgestuwd | ||||||||
toekomend | omgestuwd zullen hebben | omgestuwd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omstuwend | omgestuwd | ev. stuw om |
mv. verouderd stuwt om |
stuwe om (bijzin) omstuwe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stuw om | stuwt om | stuwt om | stuwt om | stuwt om | stuwen om | stuwen om | stuwen om | |||
verleden (o.v.t.) | stuwde om | stuwde om | stuwde om | stuwde om | stuwde om | stuwden om | stuwden om | stuwden om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omstuwen | zult/zal omstuwen | zult/zal omstuwen | zult omstuwen | zal omstuwen | zullen omstuwen | zullen omstuwen | zullen omstuwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omstuwen | zou omstuwen | zou(dt) omstuwen | zoudt omstuwen | zou omstuwen | zouden omstuwen | zouden omstuwen | zouden omstuwen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omstuw | omstuwt | omstuwt | omstuwt | omstuwt | omstuwen | omstuwen | omstuwen | |||
verleden (o.v.t.) | omstuwde | omstuwde | omstuwde | omstuwde | omstuwde | omstuwden | omstuwden | omstuwden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omstuwen om zal stuwen |
zult/zal omstuwen om zult/zal stuwen |
zult/zal omstuwen om zult/zal stuwen |
zult omstuwen om zult stuwen |
zal omstuwen om zal stuwen |
zullen omstuwen om zullen stuwen |
zullen omstuwen om zullen stuwen |
zullen omstuwen om zullen stuwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omstuwen om zou stuwen |
zou omstuwen om zou stuwen |
zou(dt) omstuwen om zou(dt) stuwen |
zoudt omstuwen om zoudt stuwen |
zou omstuwen om zou stuwen |
zouden omstuwen om zouden stuwen |
zouden omstuwen om zouden stuwen |
zouden omstuwen om zouden stuwen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgestuwd | hebt omgestuwd | hebt/heeft omgestuwd | hebt omgestuwd | heeft omgestuwd | hebben omgestuwd | hebben omgestuwd | hebben omgestuwd | |||
verleden (v.v.t.) | had omgestuwd | had omgestuwd | had omgestuwd | hadt omgestuwd | had omgestuwd | hadden omgestuwd | hadden omgestuwd | hadden omgestuwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgestuwd hebben | zal/zult omgestuwd hebben | zult/zal omgestuwd hebben | zult omgestuwd hebben | zal omgestuwd hebben | zullen omgestuwd hebben | zullen omgestuwd hebben | zullen omgestuwd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgestuwd hebben | zou omgestuwd hebben | zou/zoudt omgestuwd hebben | zoudt omgestuwd hebben | zou omgestuwd hebben | zouden omgestuwd hebben | zouden omgestuwd hebben | zouden omgestuwd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgestuwd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgestuwd | er is omgestuwd | |||||||||
verleden | er werd omgestuwd | er was omgestuwd | |||||||||
toekomend | er zal omgestuwd worden | er zal omgestuwd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgestuwd worden | er zou omgestuwd zijn | |||||||||
lijdende vorm omgestuwd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgestuwd worden | omgestuwd te worden | ||||||||
toekomend | omgestuwd zullen worden | omgestuwd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgestuwd zijn | omgestuwd te zijn | ||||||||
toekomend | omgestuwd zullen zijn | omgestuwd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgestuwd | wordt omgestuwd | wordt omgestuwd | wordt omgestuwd | wordt omgestuwd | worden omgestuwd | worden omgestuwd | worden omgestuwd | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgestuwd | werd omgestuwd | werd omgestuwd | werdt omgestuwd | werd omgestuwd | werden omgestuwd | werden omgestuwd | werden omgestuwd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgestuwd worden | zult omgestuwd worden | zult omgestuwd worden | zult omgestuwd worden | zal omgestuwd worden | zullen omgestuwd worden | zullen omgestuwd worden | zullen omgestuwd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgestuwd worden | zou omgestuwd worden | zou/zoudt omgestuwd worden | zoudt omgestuwd worden | zou omgestuwd worden | zouden omgestuwd worden | zouden omgestuwd worden | zouden omgestuwd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgestuwd | bent omgestuwd | bent/is omgestuwd | zijt omgestuwd | is omgestuwd | zijn omgestuwd | zijn omgestuwd | zijn omgestuwd | |||
verleden (v.v.t.) | was omgestuwd | was omgestuwd | was omgestuwd | waart omgestuwd | was omgestuwd | waren omgestuwd | waren omgestuwd | waren omgestuwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgestuwd zijn | zult omgestuwd zijn | zult omgestuwd zijn | zult omgestuwd zijn | zal omgestuwd zijn | zullen omgestuwd zijn | zullen omgestuwd zijn | zullen omgestuwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgestuwd zijn | zou omgestuwd zijn | zou/zoudt omgestuwd zijn | zoudt omgestuwd zijn | zou omgestuwd zijn | zouden omgestuwd zijn | zouden omgestuwd zijn | zouden omgestuwd zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van omstuwen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omstuwen | te omstuwen | ||||||||
toekomend | zullen omstuwen | te zullen omstuwen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omstuwd | te hebben omstuwd | ||||||||
toekomend | omstuwd zullen hebben | omstuwd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omstuwend | omstuwd | ev. omstuw |
mv. verouderd omstuwt |
omstuwe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | omstuw | omstuwt | omstuwt | omstuwt | omstuwt | omstuwen | omstuwen | omstuwen | |||
verleden (o.v.t.) | omstuwde | omstuwde | omstuwde | omstuwde | omstuwde | omstuwden | omstuwden | omstuwden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omstuwen | zult/zal omstuwen | zult/zal omstuwen | zult omstuwen | zal omstuwen | zullen omstuwen | zullen omstuwen | zullen omstuwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omstuwen | zou omstuwen | zou(dt) omstuwen | zoudt omstuwen | zou omstuwen | zouden omstuwen | zouden omstuwen | zouden omstuwen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omstuwd | hebt omstuwd | hebt/heeft omstuwd | hebt omstuwd | heeft omstuwd | hebben omstuwd | hebben omstuwd | hebben omstuwd | |||
verleden (v.v.t.) | had omstuwd | had omstuwd | had omstuwd | hadt omstuwd | had omstuwd | hadden omstuwd | hadden omstuwd | hadden omstuwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omstuwd hebben | zal/zult omstuwd hebben | zult/zal omstuwd hebben | zult omstuwd hebben | zal omstuwd hebben | zullen omstuwd hebben | zullen omstuwd hebben | zullen omstuwd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omstuwd hebben | zou omstuwd hebben | zou/zoudt omstuwd hebben | zoudt omstuwd hebben | zou omstuwd hebben | zouden omstuwd hebben | zouden omstuwd hebben | zouden omstuwd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omstuwd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omstuwd | er is omstuwd | |||||||||
verleden | er werd omstuwd | er was omstuwd | |||||||||
toekomend | er zal omstuwd worden | er zal omstuwd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omstuwd worden | er zou omstuwd zijn | |||||||||
lijdende vorm omstuwd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omstuwd worden | omstuwd te worden | ||||||||
toekomend | omstuwd zullen worden | omstuwd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omstuwd zijn | omstuwd te zijn | ||||||||
toekomend | omstuwd zullen zijn | omstuwd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omstuwd | wordt omstuwd | wordt omstuwd | wordt omstuwd | wordt omstuwd | worden omstuwd | worden omstuwd | worden omstuwd | |||
verleden (o.v.t.) | werd omstuwd | werd omstuwd | werd omstuwd | werdt omstuwd | werd omstuwd | werden omstuwd | werden omstuwd | werden omstuwd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omstuwd worden | zult omstuwd worden | zult omstuwd worden | zult omstuwd worden | zal omstuwd worden | zullen omstuwd worden | zullen omstuwd worden | zullen omstuwd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omstuwd worden | zou omstuwd worden | zou/zoudt omstuwd worden | zoudt omstuwd worden | zou omstuwd worden | zouden omstuwd worden | zouden omstuwd worden | zouden omstuwd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omstuwd | bent omstuwd | bent/is omstuwd | zijt omstuwd | is omstuwd | zijn omstuwd | zijn omstuwd | zijn omstuwd | |||
verleden (v.v.t.) | was omstuwd | was omstuwd | was omstuwd | waart omstuwd | was omstuwd | waren omstuwd | waren omstuwd | waren omstuwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omstuwd zijn | zult omstuwd zijn | zult omstuwd zijn | zult omstuwd zijn | zal omstuwd zijn | zullen omstuwd zijn | zullen omstuwd zijn | zullen omstuwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omstuwd zijn | zou omstuwd zijn | zou/zoudt omstuwd zijn | zoudt omstuwd zijn | zou omstuwd zijn | zouden omstuwd zijn | zouden omstuwd zijn | zouden omstuwd zijn |