vervoeging van de bedrijvende vorm van onderwijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderwijzen | te onderwijzen | ||||||||
toekomend | zullen onderwijzen | te zullen onderwijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben onderwezen | te hebben onderwezen | ||||||||
toekomend | onderwezen zullen hebben | onderwezen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
onderwijzend | onderwezen | ev. onderwijs |
mv. verouderd onderwijst |
onderwijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderwijs | onderwijst | onderwijst | onderwijst | onderwijst | onderwijzen | onderwijzen | onderwijzen | |||
verleden (o.v.t.) | onderwees | onderwees | onderwees | onderwees | onderwees | onderwezen | onderwezen | onderwezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderwijzen | zult/zal onderwijzen | zult/zal onderwijzen | zult onderwijzen | zal onderwijzen | zullen onderwijzen | zullen onderwijzen | zullen onderwijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderwijzen | zou onderwijzen | zou(dt) onderwijzen | zoudt onderwijzen | zou onderwijzen | zouden onderwijzen | zouden onderwijzen | zouden onderwijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb onderwezen | hebt onderwezen | hebt/heeft onderwezen | hebt onderwezen | heeft onderwezen | hebben onderwezen | hebben onderwezen | hebben onderwezen | |||
verleden (v.v.t.) | had onderwezen | had onderwezen | had onderwezen | hadt onderwezen | had onderwezen | hadden onderwezen | hadden onderwezen | hadden onderwezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderwezen hebben | zal/zult onderwezen hebben | zult/zal onderwezen hebben | zult onderwezen hebben | zal onderwezen hebben | zullen onderwezen hebben | zullen onderwezen hebben | zullen onderwezen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderwezen hebben | zou onderwezen hebben | zou/zoudt onderwezen hebben | zoudt onderwezen hebben | zou onderwezen hebben | zouden onderwezen hebben | zouden onderwezen hebben | zouden onderwezen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm onderwezen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt onderwezen | er is onderwezen | |||||||||
verleden | er werd onderwezen | er was onderwezen | |||||||||
toekomend | er zal onderwezen worden | er zal onderwezen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou onderwezen worden | er zou onderwezen zijn | |||||||||
lijdende vorm onderwezen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderwezen worden | onderwezen te worden | ||||||||
toekomend | onderwezen zullen worden | onderwezen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | onderwezen zijn | onderwezen te zijn | ||||||||
toekomend | onderwezen zullen zijn | onderwezen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word onderwezen | wordt onderwezen | wordt onderwezen | wordt onderwezen | wordt onderwezen | worden onderwezen | worden onderwezen | worden onderwezen | |||
verleden (o.v.t.) | werd onderwezen | werd onderwezen | werd onderwezen | werdt onderwezen | werd onderwezen | werden onderwezen | werden onderwezen | werden onderwezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderwezen worden | zult onderwezen worden | zult onderwezen worden | zult onderwezen worden | zal onderwezen worden | zullen onderwezen worden | zullen onderwezen worden | zullen onderwezen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderwezen worden | zou onderwezen worden | zou/zoudt onderwezen worden | zoudt onderwezen worden | zou onderwezen worden | zouden onderwezen worden | zouden onderwezen worden | zouden onderwezen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben onderwezen | bent onderwezen | bent/is onderwezen | zijt onderwezen | is onderwezen | zijn onderwezen | zijn onderwezen | zijn onderwezen | |||
verleden (v.v.t.) | was onderwezen | was onderwezen | was onderwezen | waart onderwezen | was onderwezen | waren onderwezen | waren onderwezen | waren onderwezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderwezen zijn | zult onderwezen zijn | zult onderwezen zijn | zult onderwezen zijn | zal onderwezen zijn | zullen onderwezen zijn | zullen onderwezen zijn | zullen onderwezen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderwezen zijn | zou onderwezen zijn | zou/zoudt onderwezen zijn | zoudt onderwezen zijn | zou onderwezen zijn | zouden onderwezen zijn | zouden onderwezen zijn | zouden onderwezen zijn |