vervoeging van de bedrijvende vorm van ontkerstenen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontkerstenen | te ontkerstenen | ||||||||
toekomend | zullen ontkerstenen | te zullen ontkerstenen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontkerstend | te hebben ontkerstend | ||||||||
toekomend | ontkerstend zullen hebben | ontkerstend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontkerstenend | ontkerstend | ev. ontkersten |
mv. verouderd ontkerstent |
ontkerstene | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontkersten | ontkerstent | ontkerstent | ontkerstent | ontkerstent | ontkerstenen | ontkerstenen | ontkerstenen | |||
verleden (o.v.t.) | ontkerstende | ontkerstende | ontkerstende | ontkerstende | ontkerstende | ontkerstenden | ontkerstenden | ontkerstenden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontkerstenen | zult/zal ontkerstenen | zult/zal ontkerstenen | zult ontkerstenen | zal ontkerstenen | zullen ontkerstenen | zullen ontkerstenen | zullen ontkerstenen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontkerstenen | zou ontkerstenen | zou(dt) ontkerstenen | zoudt ontkerstenen | zou ontkerstenen | zouden ontkerstenen | zouden ontkerstenen | zouden ontkerstenen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontkerstend | hebt ontkerstend | hebt/heeft ontkerstend | hebt ontkerstend | heeft ontkerstend | hebben ontkerstend | hebben ontkerstend | hebben ontkerstend | |||
verleden (v.v.t.) | had ontkerstend | had ontkerstend | had ontkerstend | hadt ontkerstend | had ontkerstend | hadden ontkerstend | hadden ontkerstend | hadden ontkerstend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontkerstend hebben | zal/zult ontkerstend hebben | zult/zal ontkerstend hebben | zult ontkerstend hebben | zal ontkerstend hebben | zullen ontkerstend hebben | zullen ontkerstend hebben | zullen ontkerstend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontkerstend hebben | zou ontkerstend hebben | zou/zoudt ontkerstend hebben | zoudt ontkerstend hebben | zou ontkerstend hebben | zouden ontkerstend hebben | zouden ontkerstend hebben | zouden ontkerstend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontkerstend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontkerstend | er is ontkerstend | |||||||||
verleden | er werd ontkerstend | er was ontkerstend | |||||||||
toekomend | er zal ontkerstend worden | er zal ontkerstend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontkerstend worden | er zou ontkerstend zijn | |||||||||
lijdende vorm ontkerstend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontkerstend worden | ontkerstend te worden | ||||||||
toekomend | ontkerstend zullen worden | ontkerstend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontkerstend zijn | ontkerstend te zijn | ||||||||
toekomend | ontkerstend zullen zijn | ontkerstend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ontkerstend | wordt ontkerstend | wordt ontkerstend | wordt ontkerstend | wordt ontkerstend | worden ontkerstend | worden ontkerstend | worden ontkerstend | |||
verleden (o.v.t.) | werd ontkerstend | werd ontkerstend | werd ontkerstend | werdt ontkerstend | werd ontkerstend | werden ontkerstend | werden ontkerstend | werden ontkerstend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontkerstend worden | zult ontkerstend worden | zult ontkerstend worden | zult ontkerstend worden | zal ontkerstend worden | zullen ontkerstend worden | zullen ontkerstend worden | zullen ontkerstend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontkerstend worden | zou ontkerstend worden | zou/zoudt ontkerstend worden | zoudt ontkerstend worden | zou ontkerstend worden | zouden ontkerstend worden | zouden ontkerstend worden | zouden ontkerstend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ontkerstend | bent ontkerstend | bent/is ontkerstend | zijt ontkerstend | is ontkerstend | zijn ontkerstend | zijn ontkerstend | zijn ontkerstend | |||
verleden (v.v.t.) | was ontkerstend | was ontkerstend | was ontkerstend | waart ontkerstend | was ontkerstend | waren ontkerstend | waren ontkerstend | waren ontkerstend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontkerstend zijn | zult ontkerstend zijn | zult ontkerstend zijn | zult ontkerstend zijn | zal ontkerstend zijn | zullen ontkerstend zijn | zullen ontkerstend zijn | zullen ontkerstend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontkerstend zijn | zou ontkerstend zijn | zou/zoudt ontkerstend zijn | zoudt ontkerstend zijn | zou ontkerstend zijn | zouden ontkerstend zijn | zouden ontkerstend zijn | zouden ontkerstend zijn |