vervoeging van de bedrijvende vorm van ontslaken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontslaken | te ontslaken | ||||||
toekomend | zullen ontslaken | te zullen ontslaken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontslaakt | te hebben ontslaakt | ||||||
toekomend | ontslaakt zullen hebben | ontslaakt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ontslakend | ontslaakt | ev. ontslaak |
mv. verouderd ontslaakt |
ontslake | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontslaak | ontslaakt | ontslaakt | ontslaakt | ontslaakt | ontslaken | ontslaken | ontslaken | |
verleden (o.v.t.) | ontslaakte | ontslaakte | ontslaakte | ontslaakte | ontslaakte | ontslaakten | ontslaakten | ontslaakten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontslaken | zult/zal ontslaken | zult/zal ontslaken | zult ontslaken | zal ontslaken | zullen ontslaken | zullen ontslaken | zullen ontslaken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontslaken | zou ontslaken | zou(dt) ontslaken | zoudt ontslaken | zou ontslaken | zouden ontslaken | zouden ontslaken | zouden ontslaken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontslaakt | hebt ontslaakt | hebt/heeft ontslaakt | hebt ontslaakt | heeft ontslaakt | hebben ontslaakt | hebben ontslaakt | hebben ontslaakt | |
verleden (v.v.t.) | had ontslaakt | had ontslaakt | had ontslaakt | hadt ontslaakt | had ontslaakt | hadden ontslaakt | hadden ontslaakt | hadden ontslaakt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontslaakt hebben | zal/zult ontslaakt hebben | zult/zal ontslaakt hebben | zult ontslaakt hebben | zal ontslaakt hebben | zullen ontslaakt hebben | zullen ontslaakt hebben | zullen ontslaakt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontslaakt hebben | zou ontslaakt hebben | zou/zoudt ontslaakt hebben | zoudt ontslaakt hebben | zou ontslaakt hebben | zouden ontslaakt hebben | zouden ontslaakt hebben | zouden ontslaakt hebben |