vervoeging van de bedrijvende vorm van opdienen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opdienen | op te dienen | ||||||
toekomend | zullen opdienen op zullen dienen |
te zullen opdienen op te zullen dienen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgediend | te hebben opgediend | ||||||
toekomend | opgediend zullen hebben | opgediend te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
opdienend | opgediend | ev. dien op |
mv. verouderd dient op |
diene op (bijzin) opdiene | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | dien op | dient op | dient op | dient op | dient op | dienen op | dienen op | dienen op | |
verleden (o.v.t.) | diende op | diende op | diende op | diende op | diende op | dienden op | dienden op | dienden op | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opdienen | zult/zal opdienen | zult/zal opdienen | zult opdienen | zal opdienen | zullen opdienen | zullen opdienen | zullen opdienen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opdienen | zou opdienen | zou(dt) opdienen | zoudt opdienen | zou opdienen | zouden opdienen | zouden opdienen | zouden opdienen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | opdien | opdient | opdient | opdient | opdient | opdienen | opdienen | opdienen | |
verleden (o.v.t.) | opdiende | opdiende | opdiende | opdiende | opdiende | opdienden | opdienden | opdienden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opdienen op zal dienen |
zult/zal opdienen op zult/zal dienen |
zult/zal opdienen op zult/zal dienen |
zult opdienen op zult dienen |
zal opdienen op zal dienen |
zullen opdienen op zullen dienen |
zullen opdienen op zullen dienen |
zullen opdienen op zullen dienen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opdienen op zou dienen |
zou opdienen op zou dienen |
zou(dt) opdienen op zou(dt) dienen |
zoudt opdienen op zoudt dienen |
zou opdienen op zou dienen |
zouden opdienen op zouden dienen |
zouden opdienen op zouden dienen |
zouden opdienen op zouden dienen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgediend | hebt opgediend | hebt/heeft opgediend | hebt opgediend | heeft opgediend | hebben opgediend | hebben opgediend | hebben opgediend | |
verleden (v.v.t.) | had opgediend | had opgediend | had opgediend | hadt opgediend | had opgediend | hadden opgediend | hadden opgediend | hadden opgediend | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgediend hebben | zal/zult opgediend hebben | zult/zal opgediend hebben | zult opgediend hebben | zal opgediend hebben | zullen opgediend hebben | zullen opgediend hebben | zullen opgediend hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgediend hebben | zou opgediend hebben | zou/zoudt opgediend hebben | zoudt opgediend hebben | zou opgediend hebben | zouden opgediend hebben | zouden opgediend hebben | zouden opgediend hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm opgediend worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt opgediend | er is opgediend | |||||||
verleden | er werd opgediend | er was opgediend | |||||||
toekomend | er zal opgediend worden | er zal opgediend zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou opgediend worden | er zou opgediend zijn |