vervoeging van de bedrijvende vorm van overbelichten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbelichten | te overbelichten | ||||||||
toekomend | zullen overbelichten | te zullen overbelichten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overbelicht | te hebben overbelicht | ||||||||
toekomend | overbelicht zullen hebben | overbelicht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overbelichtend | overbelicht | ev. overbelicht |
mv. verouderd overbelicht |
overbelichte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overbelicht | overbelicht | overbelicht | overbelicht | overbelicht | overbelichten | overbelichten | overbelichten | |||
verleden (o.v.t.) | overbelichtte | overbelichtte | overbelichtte | overbelichtte | overbelichtte | overbelichtten | overbelichtten | overbelichtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbelichten | zult/zal overbelichten | zult/zal overbelichten | zult overbelichten | zal overbelichten | zullen overbelichten | zullen overbelichten | zullen overbelichten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbelichten | zou overbelichten | zou(dt) overbelichten | zoudt overbelichten | zou overbelichten | zouden overbelichten | zouden overbelichten | zouden overbelichten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overbelicht | hebt overbelicht | hebt/heeft overbelicht | hebt overbelicht | heeft overbelicht | hebben overbelicht | hebben overbelicht | hebben overbelicht | |||
verleden (v.v.t.) | had overbelicht | had overbelicht | had overbelicht | hadt overbelicht | had overbelicht | hadden overbelicht | hadden overbelicht | hadden overbelicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overbelicht hebben | zal/zult overbelicht hebben | zult/zal overbelicht hebben | zult overbelicht hebben | zal overbelicht hebben | zullen overbelicht hebben | zullen overbelicht hebben | zullen overbelicht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overbelicht hebben | zou overbelicht hebben | zou/zoudt overbelicht hebben | zoudt overbelicht hebben | zou overbelicht hebben | zouden overbelicht hebben | zouden overbelicht hebben | zouden overbelicht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overbelicht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overbelicht | er is overbelicht | |||||||||
verleden | er werd overbelicht | er was overbelicht | |||||||||
toekomend | er zal overbelicht worden | er zal overbelicht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overbelicht worden | er zou overbelicht zijn | |||||||||
lijdende vorm overbelicht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbelicht worden | overbelicht te worden | ||||||||
toekomend | overbelicht zullen worden | overbelicht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overbelicht zijn | overbelicht te zijn | ||||||||
toekomend | overbelicht zullen zijn | overbelicht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overbelicht | wordt overbelicht | wordt overbelicht | wordt overbelicht | wordt overbelicht | worden overbelicht | worden overbelicht | worden overbelicht | |||
verleden (o.v.t.) | werd overbelicht | werd overbelicht | werd overbelicht | werdt overbelicht | werd overbelicht | werden overbelicht | werden overbelicht | werden overbelicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbelicht worden | zult overbelicht worden | zult overbelicht worden | zult overbelicht worden | zal overbelicht worden | zullen overbelicht worden | zullen overbelicht worden | zullen overbelicht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbelicht worden | zou overbelicht worden | zou/zoudt overbelicht worden | zoudt overbelicht worden | zou overbelicht worden | zouden overbelicht worden | zouden overbelicht worden | zouden overbelicht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overbelicht | bent overbelicht | bent/is overbelicht | zijt overbelicht | is overbelicht | zijn overbelicht | zijn overbelicht | zijn overbelicht | |||
verleden (v.v.t.) | was overbelicht | was overbelicht | was overbelicht | waart overbelicht | was overbelicht | waren overbelicht | waren overbelicht | waren overbelicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overbelicht zijn | zult overbelicht zijn | zult overbelicht zijn | zult overbelicht zijn | zal overbelicht zijn | zullen overbelicht zijn | zullen overbelicht zijn | zullen overbelicht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overbelicht zijn | zou overbelicht zijn | zou/zoudt overbelicht zijn | zoudt overbelicht zijn | zou overbelicht zijn | zouden overbelicht zijn | zouden overbelicht zijn | zouden overbelicht zijn |