vervoeging van de bedrijvende vorm van overscheppen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overscheppen | over te scheppen | ||||||
toekomend | zullen overscheppen over zullen scheppen |
te zullen overscheppen over te zullen scheppen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgeschept | te hebben overgeschept | ||||||
toekomend | overgeschept zullen hebben | overgeschept te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overscheppend | overgeschept | ev. schep over |
mv. verouderd schept over |
scheppe over (bijzin) overscheppe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schep over | schept over | schept over | schept over | schept over | scheppen over | scheppen over | scheppen over | |
verleden (o.v.t.) | schepte over | schepte over | schepte over | schepte over | schepte over | schepten over | schepten over | schepten over | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overscheppen | zult/zal overscheppen | zult/zal overscheppen | zult overscheppen | zal overscheppen | zullen overscheppen | zullen overscheppen | zullen overscheppen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overscheppen | zou overscheppen | zou(dt) overscheppen | zoudt overscheppen | zou overscheppen | zouden overscheppen | zouden overscheppen | zouden overscheppen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | overschep | overschept | overschept | overschept | overschept | overscheppen | overscheppen | overscheppen | |
verleden (o.v.t.) | overschepte | overschepte | overschepte | overschepte | overschepte | overschepten | overschepten | overschepten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overscheppen over zal scheppen |
zult/zal overscheppen over zult/zal scheppen |
zult/zal overscheppen over zult/zal scheppen |
zult overscheppen over zult scheppen |
zal overscheppen over zal scheppen |
zullen overscheppen over zullen scheppen |
zullen overscheppen over zullen scheppen |
zullen overscheppen over zullen scheppen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overscheppen over zou scheppen |
zou overscheppen over zou scheppen |
zou(dt) overscheppen over zou(dt) scheppen |
zoudt overscheppen over zoudt scheppen |
zou overscheppen over zou scheppen |
zouden overscheppen over zouden scheppen |
zouden overscheppen over zouden scheppen |
zouden overscheppen over zouden scheppen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgeschept | hebt overgeschept | hebt/heeft overgeschept | hebt overgeschept | heeft overgeschept | hebben overgeschept | hebben overgeschept | hebben overgeschept | |
verleden (v.v.t.) | had overgeschept | had overgeschept | had overgeschept | hadt overgeschept | had overgeschept | hadden overgeschept | hadden overgeschept | hadden overgeschept | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgeschept hebben | zal/zult overgeschept hebben | zult/zal overgeschept hebben | zult overgeschept hebben | zal overgeschept hebben | zullen overgeschept hebben | zullen overgeschept hebben | zullen overgeschept hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgeschept hebben | zou overgeschept hebben | zou/zoudt overgeschept hebben | zoudt overgeschept hebben | zou overgeschept hebben | zouden overgeschept hebben | zouden overgeschept hebben | zouden overgeschept hebben |