vervoeging van de bedrijvende vorm van overwoekeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwoekeren | te overwoekeren | ||||||||
toekomend | zullen overwoekeren | te zullen overwoekeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overwoekerd | te hebben overwoekerd | ||||||||
toekomend | overwoekerd zullen hebben | overwoekerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overwoekerend | overwoekerd | ev. overwoeker |
mv. verouderd overwoekert |
overwoekere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overwoeker | overwoekert | overwoekert | overwoekert | overwoekert | overwoekeren | overwoekeren | overwoekeren | |||
verleden (o.v.t.) | overwoekerde | overwoekerde | overwoekerde | overwoekerde | overwoekerde | overwoekerden | overwoekerden | overwoekerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwoekeren | zult/zal overwoekeren | zult/zal overwoekeren | zult overwoekeren | zal overwoekeren | zullen overwoekeren | zullen overwoekeren | zullen overwoekeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwoekeren | zou overwoekeren | zou(dt) overwoekeren | zoudt overwoekeren | zou overwoekeren | zouden overwoekeren | zouden overwoekeren | zouden overwoekeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overwoekerd | hebt overwoekerd | hebt/heeft overwoekerd | hebt overwoekerd | heeft overwoekerd | hebben overwoekerd | hebben overwoekerd | hebben overwoekerd | |||
verleden (v.v.t.) | had overwoekerd | had overwoekerd | had overwoekerd | hadt overwoekerd | had overwoekerd | hadden overwoekerd | hadden overwoekerd | hadden overwoekerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overwoekerd hebben | zal/zult overwoekerd hebben | zult/zal overwoekerd hebben | zult overwoekerd hebben | zal overwoekerd hebben | zullen overwoekerd hebben | zullen overwoekerd hebben | zullen overwoekerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overwoekerd hebben | zou overwoekerd hebben | zou/zoudt overwoekerd hebben | zoudt overwoekerd hebben | zou overwoekerd hebben | zouden overwoekerd hebben | zouden overwoekerd hebben | zouden overwoekerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overwoekerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overwoekerd | er is overwoekerd | |||||||||
verleden | er werd overwoekerd | er was overwoekerd | |||||||||
toekomend | er zal overwoekerd worden | er zal overwoekerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overwoekerd worden | er zou overwoekerd zijn | |||||||||
lijdende vorm overwoekerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwoekerd worden | overwoekerd te worden | ||||||||
toekomend | overwoekerd zullen worden | overwoekerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overwoekerd zijn | overwoekerd te zijn | ||||||||
toekomend | overwoekerd zullen zijn | overwoekerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overwoekerd | wordt overwoekerd | wordt overwoekerd | wordt overwoekerd | wordt overwoekerd | worden overwoekerd | worden overwoekerd | worden overwoekerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd overwoekerd | werd overwoekerd | werd overwoekerd | werdt overwoekerd | werd overwoekerd | werden overwoekerd | werden overwoekerd | werden overwoekerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwoekerd worden | zult overwoekerd worden | zult overwoekerd worden | zult overwoekerd worden | zal overwoekerd worden | zullen overwoekerd worden | zullen overwoekerd worden | zullen overwoekerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwoekerd worden | zou overwoekerd worden | zou/zoudt overwoekerd worden | zoudt overwoekerd worden | zou overwoekerd worden | zouden overwoekerd worden | zouden overwoekerd worden | zouden overwoekerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overwoekerd | bent overwoekerd | bent/is overwoekerd | zijt overwoekerd | is overwoekerd | zijn overwoekerd | zijn overwoekerd | zijn overwoekerd | |||
verleden (v.v.t.) | was overwoekerd | was overwoekerd | was overwoekerd | waart overwoekerd | was overwoekerd | waren overwoekerd | waren overwoekerd | waren overwoekerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overwoekerd zijn | zult overwoekerd zijn | zult overwoekerd zijn | zult overwoekerd zijn | zal overwoekerd zijn | zullen overwoekerd zijn | zullen overwoekerd zijn | zullen overwoekerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overwoekerd zijn | zou overwoekerd zijn | zou/zoudt overwoekerd zijn | zoudt overwoekerd zijn | zou overwoekerd zijn | zouden overwoekerd zijn | zouden overwoekerd zijn | zouden overwoekerd zijn |