Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
pand. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
pand, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
pand in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
pand is hier. De definitie van het woord
pand zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
pand, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slip van jas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
- In de betekenis van ‘gebouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
- In de betekenis van ‘onderpand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1210 [1]
pand
- m (kleding) een deel van een jas (slip), een jaspand [2]
- o een gebouw (huis) [3]
- „Wij hebben de gemeente een voorstel gedaan om tot een oplossing te komen. Als Struis tegen een symbolisch bedrag een pandje zou kunnen terugkopen van de gemeente welke hij eerder aan de gemeente verkocht (het gaat om het pand Nieuwe Markt 1G, red.), dan zou dit compensatie bieden.” [4]
- o (juridisch) een zakelijk recht op het roerend goed van een ander om met voorrang een vordering te kunnen verhalen
- o (transport)(waterbeheer) een stuk kanaal of vaart dat tussen twee sluizen gelegen is
pand
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panden
- gebiedende wijs van panden
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panden
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[5]
|