Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
pip. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
pip, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
pip in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
pip is hier. De definitie van het woord
pip zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
pip, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vogelziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3] [4]
de pip v / m
- ziekte bij pluimvee in de bek en ademhalingsorganen
- krijg de pip met sterretjes voor je ogen!
- laat ze (allemaal) de pip krijgen!
66 % |
van de Nederlanders;
|
40 % |
van de Vlamingen.[5]
|
- Werkwoord : Oorsprong onbekend.
- Werkwoord : Een klanknabootsend woord (onomatopee).
- Zelfstandig naamwoord : Oorsprong onbekend.
- Zelfstandig naamwoord : Oorsprong onbekend.
pip
- overgankelijk nipt winnen
- «Vettel pips Alonso in Brazil practice.»
- Vettel wint nipt voor Alonso in training in Brazilië.
- (VK): to pip somebody to the post
op het nippertje passeren
pip
- onovergankelijk bliepen, piepen
- onovergankelijk, (dierkunde) door de schaal van het ei breken (uitkomen)
- overgankelijk, (dierkunde) de schaal van het ei openbreken (prikken)
pip
- (diergeneeskunde) een bepaalde ziekte bij pluimvee
- (diergeneeskunde) de schub of korst op de tong bij dieren met deze ziekte
pip
- een nietig persoontje
- een nietig ding
- (plantkunde) pit (van een vrucht)
- (plantkunde) een individuele onderstam van het meiklokje (Convallaria majalis )
- (plantkunde) een sschub van een ananas
- (spel) oog (van een dobbelsteen, een dominosteen)
- (spel) symbool (op een speelkaart)
- (informeel) distinctief (op een tenue)
- (medisch), (informeel) lont, ontsteking (een menselijke aandoening, vooral: een lichte niet-specifieke gezondheidsstoornis)
- piepgeluid (VK)
- tijdsein
- (techniek) een korte impuls
- (techniek) een echosignaal bij de radar
- : (VK): to get one's second pip
zijn tweede ster krijgen (van een persoon met tenue: promotie maken)