pitchen/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pitchen/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pitchen/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pitchen/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pitchen/vervoeging is hier. De definitie van het woord pitchen/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpitchen/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vervoeging van de bedrijvende vorm van pitchen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig pitchen te pitchen
toekomend zullen pitchen te zullen pitchen
voltooid tegenwoordig hebben gepitcht te hebben gepitcht
toekomend gepitcht zullen hebben gepitcht te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
pitchend gepitcht ev.
pitch		 mv. verouderd
pitcht		 pitche
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) pitch pitcht pitcht pitcht pitcht pitchen pitchen pitchen
verleden (o.v.t.) pitchte pitchte pitchte pitchte pitchte pitchten pitchten pitchten
toekomend (o.t.t.t.) zal pitchen zult/zal pitchen zult/zal pitchen zult pitchen zal pitchen zullen pitchen zullen pitchen zullen pitchen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou pitchen zou pitchen zou(dt) pitchen zoudt pitchen zou pitchen zouden pitchen zouden pitchen zouden pitchen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb gepitcht hebt gepitcht hebt/heeft gepitcht hebt gepitcht heeft gepitcht hebben gepitcht hebben gepitcht hebben gepitcht
verleden (v.v.t.) had gepitcht had gepitcht had gepitcht hadt gepitcht had gepitcht hadden gepitcht hadden gepitcht hadden gepitcht
toekomend (v.t.t.t.) zal gepitcht hebben zal/zult gepitcht hebben zult/zal gepitcht hebben zult gepitcht hebben zal gepitcht hebben zullen gepitcht hebben zullen gepitcht hebben zullen gepitcht hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou gepitcht hebben zou gepitcht hebben zou/zoudt gepitcht hebben zoudt gepitcht hebben zou gepitcht hebben zouden gepitcht hebben zouden gepitcht hebben zouden gepitcht hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gepitcht worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt gepitcht er is gepitcht
verleden er werd gepitcht er was gepitcht
toekomend er zal gepitcht worden er zal gepitcht zijn
voorwaardelijk er zou gepitcht worden er zou gepitcht zijn


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot