plombeer (hulp, bestand) plom·beer plombeer eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plomberen Ik plombeer. gebiedende wijs van plomberen Plombeer...
Geluid: plomberend (hulp, bestand) plom·be·rend plomberend onvoltooid deelwoord van plomberen...
plomberende (hulp, bestand) plom·be·ren·de plomberende verbogen vorm van plomberend, het onvoltooid deelwoord van plomberen Het woord 'plomberende'...
Geluid: plomberen (hulp, bestand) plom·be·ren uit het Frans plomberen (medisch) gaatjes in tanden en kiezen vullen met amalgaam door de tandarts Gisteren...
Geluid: geplombeerd (hulp, bestand) ge·plom·beerd vervoeging van plomberen: de stam met omvoegsel ge- -d geplombeerd voltooid deelwoord van plomberen...
plomberen Jij plombeert. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plomberen Hij plombeert. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plomberen...
nog niet. Aanmaken? plomber (spreektaal) besmetten, op een soa trakteren «Si tu fais pas gaffe, tu vas finir par te faire plomber.» Als je niet uitkijkt...
plombeerde (hulp, bestand) plom·beer·de plombeerde enkelvoud verleden tijd van plomberen Ik plombeerde. Jij plombeerde. Hij, zij, het plombeerde. ...
ge·plom·beer·de geplombeerde verbogen vorm van geplombeerd, voltooid deelwoord van plomberen Het woord 'geplombeerde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal...
plombeerden (hulp, bestand) plom·beer·den plombeerden meervoud verleden tijd van plomberen Wij plombeerden. Jullie plombeerden. Zij plombeerden. Het woord plombeerden...