vervoeging van de bedrijvende vorm van pointilleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | pointilleren | te pointilleren | ||||||
toekomend | zullen pointilleren | te zullen pointilleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepointilleerd | te hebben gepointilleerd | ||||||
toekomend | gepointilleerd zullen hebben | gepointilleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
pointillerend | gepointilleerd | ev. pointilleer |
mv. verouderd pointilleert |
pointillere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | pointilleer | pointilleert | pointilleert | pointilleert | pointilleert | pointilleren | pointilleren | pointilleren | |
verleden (o.v.t.) | pointilleerde | pointilleerde | pointilleerde | pointilleerde | pointilleerde | pointilleerden | pointilleerden | pointilleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal pointilleren | zult/zal pointilleren | zult/zal pointilleren | zult pointilleren | zal pointilleren | zullen pointilleren | zullen pointilleren | zullen pointilleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou pointilleren | zou pointilleren | zou(dt) pointilleren | zoudt pointilleren | zou pointilleren | zouden pointilleren | zouden pointilleren | zouden pointilleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepointilleerd | hebt gepointilleerd | hebt/heeft gepointilleerd | hebt gepointilleerd | heeft gepointilleerd | hebben gepointilleerd | hebben gepointilleerd | hebben gepointilleerd | |
verleden (v.v.t.) | had gepointilleerd | had gepointilleerd | had gepointilleerd | hadt gepointilleerd | had gepointilleerd | hadden gepointilleerd | hadden gepointilleerd | hadden gepointilleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepointilleerd hebben | zal/zult gepointilleerd hebben | zult/zal gepointilleerd hebben | zult gepointilleerd hebben | zal gepointilleerd hebben | zullen gepointilleerd hebben | zullen gepointilleerd hebben | zullen gepointilleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepointilleerd hebben | zou gepointilleerd hebben | zou/zoudt gepointilleerd hebben | zoudt gepointilleerd hebben | zou gepointilleerd hebben | zouden gepointilleerd hebben | zouden gepointilleerd hebben | zouden gepointilleerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gepointilleerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gepointilleerd | er is gepointilleerd | |||||||
verleden | er werd gepointilleerd | er was gepointilleerd | |||||||
toekomend | er zal gepointilleerd worden | er zal gepointilleerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gepointilleerd worden | er zou gepointilleerd zijn |