vervoeging van de bedrijvende vorm van prijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | prijzen | te prijzen | ||||||||
toekomend | zullen prijzen | te zullen prijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geprezen | te hebben geprezen | ||||||||
toekomend | geprezen zullen hebben | geprezen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
prijzend | geprezen | ev. prijs |
mv. verouderd prijst |
prijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | prijs | prijst | prijst | prijst | prijst | prijzen | prijzen | prijzen | |||
verleden (o.v.t.) | prees | prees | prees | preest | prees | prezen | prezen | prezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal prijzen | zult/zal prijzen | zult/zal prijzen | zult prijzen | zal prijzen | zullen prijzen | zullen prijzen | zullen prijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou prijzen | zou prijzen | zou(dt) prijzen | zoudt prijzen | zou prijzen | zouden prijzen | zouden prijzen | zouden prijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geprezen | hebt geprezen | hebt/heeft geprezen | hebt geprezen | heeft geprezen | hebben geprezen | hebben geprezen | hebben geprezen | |||
verleden (v.v.t.) | had geprezen | had geprezen | had geprezen | hadt geprezen | had geprezen | hadden geprezen | hadden geprezen | hadden geprezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprezen hebben | zal/zult geprezen hebben | zult/zal geprezen hebben | zult geprezen hebben | zal geprezen hebben | zullen geprezen hebben | zullen geprezen hebben | zullen geprezen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprezen hebben | zou geprezen hebben | zou/zoudt geprezen hebben | zoudt geprezen hebben | zou geprezen hebben | zouden geprezen hebben | zouden geprezen hebben | zouden geprezen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geprezen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geprezen | er is geprezen | |||||||||
verleden | er werd geprezen | er was geprezen | |||||||||
toekomend | er zal geprezen worden | er zal geprezen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geprezen worden | er zou geprezen zijn | |||||||||
lijdende vorm geprezen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geprezen worden | geprezen te worden | ||||||||
toekomend | geprezen zullen worden | geprezen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geprezen zijn | geprezen te zijn | ||||||||
toekomend | geprezen zullen zijn | geprezen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geprezen | wordt geprezen | wordt geprezen | wordt geprezen | wordt geprezen | worden geprezen | worden geprezen | worden geprezen | |||
verleden (o.v.t.) | werd geprezen | werd geprezen | werd geprezen | werdt geprezen | werd geprezen | werden geprezen | werden geprezen | werden geprezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geprezen worden | zult geprezen worden | zult geprezen worden | zult geprezen worden | zal geprezen worden | zullen geprezen worden | zullen geprezen worden | zullen geprezen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geprezen worden | zou geprezen worden | zou/zoudt geprezen worden | zoudt geprezen worden | zou geprezen worden | zouden geprezen worden | zouden geprezen worden | zouden geprezen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geprezen | bent geprezen | bent/is geprezen | zijt geprezen | is geprezen | zijn geprezen | zijn geprezen | zijn geprezen | |||
verleden (v.v.t.) | was geprezen | was geprezen | was geprezen | waart geprezen | was geprezen | waren geprezen | waren geprezen | waren geprezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprezen zijn | zult geprezen zijn | zult geprezen zijn | zult geprezen zijn | zal geprezen zijn | zullen geprezen zijn | zullen geprezen zijn | zullen geprezen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprezen zijn | zou geprezen zijn | zou/zoudt geprezen zijn | zoudt geprezen zijn | zou geprezen zijn | zouden geprezen zijn | zouden geprezen zijn | zouden geprezen zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van prijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | prijzen | te prijzen | ||||||||
toekomend | zullen prijzen | te zullen prijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geprijsd | te hebben geprijsd | ||||||||
toekomend | geprijsd zullen hebben | geprijsd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
prijzend | geprijsd | ev. prijs |
mv. verouderd prijst |
prijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | prijs | prijst | prijst | prijst | prijst | prijzen | prijzen | prijzen | |||
verleden (o.v.t.) | prijsde | prijsde | prijsde | prijsde | prijsde | prijsden | prijsden | prijsden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal prijzen | zult/zal prijzen | zult/zal prijzen | zult prijzen | zal prijzen | zullen prijzen | zullen prijzen | zullen prijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou prijzen | zou prijzen | zou(dt) prijzen | zoudt prijzen | zou prijzen | zouden prijzen | zouden prijzen | zouden prijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geprijsd | hebt geprijsd | hebt/heeft geprijsd | hebt geprijsd | heeft geprijsd | hebben geprijsd | hebben geprijsd | hebben geprijsd | |||
verleden (v.v.t.) | had geprijsd | had geprijsd | had geprijsd | hadt geprijsd | had geprijsd | hadden geprijsd | hadden geprijsd | hadden geprijsd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprijsd hebben | zal/zult geprijsd hebben | zult/zal geprijsd hebben | zult geprijsd hebben | zal geprijsd hebben | zullen geprijsd hebben | zullen geprijsd hebben | zullen geprijsd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprijsd hebben | zou geprijsd hebben | zou/zoudt geprijsd hebben | zoudt geprijsd hebben | zou geprijsd hebben | zouden geprijsd hebben | zouden geprijsd hebben | zouden geprijsd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geprijsd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geprijsd | er is geprijsd | |||||||||
verleden | er werd geprijsd | er was geprijsd | |||||||||
toekomend | er zal geprijsd worden | er zal geprijsd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geprijsd worden | er zou geprijsd zijn | |||||||||
lijdende vorm geprijsd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geprijsd worden | geprijsd te worden | ||||||||
toekomend | geprijsd zullen worden | geprijsd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geprijsd zijn | geprijsd te zijn | ||||||||
toekomend | geprijsd zullen zijn | geprijsd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geprijsd | wordt geprijsd | wordt geprijsd | wordt geprijsd | wordt geprijsd | worden geprijsd | worden geprijsd | worden geprijsd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geprijsd | werd geprijsd | werd geprijsd | werdt geprijsd | werd geprijsd | werden geprijsd | werden geprijsd | werden geprijsd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geprijsd worden | zult geprijsd worden | zult geprijsd worden | zult geprijsd worden | zal geprijsd worden | zullen geprijsd worden | zullen geprijsd worden | zullen geprijsd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geprijsd worden | zou geprijsd worden | zou/zoudt geprijsd worden | zoudt geprijsd worden | zou geprijsd worden | zouden geprijsd worden | zouden geprijsd worden | zouden geprijsd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geprijsd | bent geprijsd | bent/is geprijsd | zijt geprijsd | is geprijsd | zijn geprijsd | zijn geprijsd | zijn geprijsd | |||
verleden (v.v.t.) | was geprijsd | was geprijsd | was geprijsd | waart geprijsd | was geprijsd | waren geprijsd | waren geprijsd | waren geprijsd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprijsd zijn | zult geprijsd zijn | zult geprijsd zijn | zult geprijsd zijn | zal geprijsd zijn | zullen geprijsd zijn | zullen geprijsd zijn | zullen geprijsd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprijsd zijn | zou geprijsd zijn | zou/zoudt geprijsd zijn | zoudt geprijsd zijn | zou geprijsd zijn | zouden geprijsd zijn | zouden geprijsd zijn | zouden geprijsd zijn |