vervoeging van de bedrijvende vorm van remmen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | remmen | te remmen | ||||||||
toekomend | zullen remmen | te zullen remmen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geremd | te hebben geremd | ||||||||
toekomend | geremd zullen hebben | geremd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
remmend | geremd | ev. rem |
mv. verouderd remt |
remme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | rem | remt | remt | remt | remt | remmen | remmen | remmen | |||
verleden (o.v.t.) | remde | remde | remde | remde | remde | remden | remden | remden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal remmen | zult/zal remmen | zult/zal remmen | zult remmen | zal remmen | zullen remmen | zullen remmen | zullen remmen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou remmen | zou remmen | zou(dt) remmen | zoudt remmen | zou remmen | zouden remmen | zouden remmen | zouden remmen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geremd | hebt geremd | hebt/heeft geremd | hebt geremd | heeft geremd | hebben geremd | hebben geremd | hebben geremd | |||
verleden (v.v.t.) | had geremd | had geremd | had geremd | hadt geremd | had geremd | hadden geremd | hadden geremd | hadden geremd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremd hebben | zal/zult geremd hebben | zult/zal geremd hebben | zult geremd hebben | zal geremd hebben | zullen geremd hebben | zullen geremd hebben | zullen geremd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremd hebben | zou geremd hebben | zou/zoudt geremd hebben | zoudt geremd hebben | zou geremd hebben | zouden geremd hebben | zouden geremd hebben | zouden geremd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geremd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geremd | er is geremd | |||||||||
verleden | er werd geremd | er was geremd | |||||||||
toekomend | er zal geremd worden | er zal geremd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geremd worden | er zou geremd zijn | |||||||||
lijdende vorm geremd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geremd worden | geremd te worden | ||||||||
toekomend | geremd zullen worden | geremd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geremd zijn | geremd te zijn | ||||||||
toekomend | geremd zullen zijn | geremd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geremd | wordt geremd | wordt geremd | wordt geremd | wordt geremd | worden geremd | worden geremd | worden geremd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geremd | werd geremd | werd geremd | werdt geremd | werd geremd | werden geremd | werden geremd | werden geremd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geremd worden | zult geremd worden | zult geremd worden | zult geremd worden | zal geremd worden | zullen geremd worden | zullen geremd worden | zullen geremd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geremd worden | zou geremd worden | zou/zoudt geremd worden | zoudt geremd worden | zou geremd worden | zouden geremd worden | zouden geremd worden | zouden geremd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geremd | bent geremd | bent/is geremd | zijt geremd | is geremd | zijn geremd | zijn geremd | zijn geremd | |||
verleden (v.v.t.) | was geremd | was geremd | was geremd | waart geremd | was geremd | waren geremd | waren geremd | waren geremd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremd zijn | zult geremd zijn | zult geremd zijn | zult geremd zijn | zal geremd zijn | zullen geremd zijn | zullen geremd zijn | zullen geremd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremd zijn | zou geremd zijn | zou/zoudt geremd zijn | zoudt geremd zijn | zou geremd zijn | zouden geremd zijn | zouden geremd zijn | zouden geremd zijn |