vervoeging van het Spaanse werkwoord robustecer Infinitief (infinitivo) Voltooid deelwoord (participio) Onvoltooid deelwoord (gerundio) robustecer robustecido...
robustecería eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van robustecer derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van robustecer...
tegenwoordige tijd (presente) van robustecer aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer gebiedende wijs (bevestigend...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van robustecer derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van robustecer...
wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van robustecer aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van robustecer...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van robustecer...
enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van robustecer aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van robustecer...