vervoeging van de bedrijvende vorm van romantiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | romantiseren | te romantiseren | ||||||||
toekomend | zullen romantiseren | te zullen romantiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geromantiseerd | te hebben geromantiseerd | ||||||||
toekomend | geromantiseerd zullen hebben | geromantiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
romantiserend | geromantiseerd | ev. romantiseer |
mv. verouderd romantiseert |
romantisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | romantiseer | romantiseert | romantiseert | romantiseert | romantiseert | romantiseren | romantiseren | romantiseren | |||
verleden (o.v.t.) | romantiseerde | romantiseerde | romantiseerde | romantiseerde | romantiseerde | romantiseerden | romantiseerden | romantiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal romantiseren | zult/zal romantiseren | zult/zal romantiseren | zult romantiseren | zal romantiseren | zullen romantiseren | zullen romantiseren | zullen romantiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou romantiseren | zou romantiseren | zou(dt) romantiseren | zoudt romantiseren | zou romantiseren | zouden romantiseren | zouden romantiseren | zouden romantiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geromantiseerd | hebt geromantiseerd | hebt/heeft geromantiseerd | hebt geromantiseerd | heeft geromantiseerd | hebben geromantiseerd | hebben geromantiseerd | hebben geromantiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geromantiseerd | had geromantiseerd | had geromantiseerd | hadt geromantiseerd | had geromantiseerd | hadden geromantiseerd | hadden geromantiseerd | hadden geromantiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geromantiseerd hebben | zal/zult geromantiseerd hebben | zult/zal geromantiseerd hebben | zult geromantiseerd hebben | zal geromantiseerd hebben | zullen geromantiseerd hebben | zullen geromantiseerd hebben | zullen geromantiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geromantiseerd hebben | zou geromantiseerd hebben | zou/zoudt geromantiseerd hebben | zoudt geromantiseerd hebben | zou geromantiseerd hebben | zouden geromantiseerd hebben | zouden geromantiseerd hebben | zouden geromantiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geromantiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geromantiseerd | er is geromantiseerd | |||||||||
verleden | er werd geromantiseerd | er was geromantiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geromantiseerd worden | er zal geromantiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geromantiseerd worden | er zou geromantiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geromantiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geromantiseerd worden | geromantiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geromantiseerd zullen worden | geromantiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geromantiseerd zijn | geromantiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geromantiseerd zullen zijn | geromantiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geromantiseerd | wordt geromantiseerd | wordt geromantiseerd | wordt geromantiseerd | wordt geromantiseerd | worden geromantiseerd | worden geromantiseerd | worden geromantiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geromantiseerd | werd geromantiseerd | werd geromantiseerd | werdt geromantiseerd | werd geromantiseerd | werden geromantiseerd | werden geromantiseerd | werden geromantiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geromantiseerd worden | zult geromantiseerd worden | zult geromantiseerd worden | zult geromantiseerd worden | zal geromantiseerd worden | zullen geromantiseerd worden | zullen geromantiseerd worden | zullen geromantiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geromantiseerd worden | zou geromantiseerd worden | zou/zoudt geromantiseerd worden | zoudt geromantiseerd worden | zou geromantiseerd worden | zouden geromantiseerd worden | zouden geromantiseerd worden | zouden geromantiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geromantiseerd | bent geromantiseerd | bent/is geromantiseerd | zijt geromantiseerd | is geromantiseerd | zijn geromantiseerd | zijn geromantiseerd | zijn geromantiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geromantiseerd | was geromantiseerd | was geromantiseerd | waart geromantiseerd | was geromantiseerd | waren geromantiseerd | waren geromantiseerd | waren geromantiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geromantiseerd zijn | zult geromantiseerd zijn | zult geromantiseerd zijn | zult geromantiseerd zijn | zal geromantiseerd zijn | zullen geromantiseerd zijn | zullen geromantiseerd zijn | zullen geromantiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geromantiseerd zijn | zou geromantiseerd zijn | zou/zoudt geromantiseerd zijn | zoudt geromantiseerd zijn | zou geromantiseerd zijn | zouden geromantiseerd zijn | zouden geromantiseerd zijn | zouden geromantiseerd zijn |