vervoeging van de bedrijvende vorm van ruïneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ruïneren | te ruïneren | ||||||||
toekomend | zullen ruïneren | te zullen ruïneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geruïneerd | te hebben geruïneerd | ||||||||
toekomend | geruïneerd zullen hebben | geruïneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ruïnerend | geruïneerd | ev. ruïneer |
mv. verouderd ruïneert |
ruïnere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ruïneer | ruïneert | ruïneert | ruïneert | ruïneert | ruïneren | ruïneren | ruïneren | |||
verleden (o.v.t.) | ruïneerde | ruïneerde | ruïneerde | ruïneerde | ruïneerde | ruïneerden | ruïneerden | ruïneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ruïneren | zult/zal ruïneren | zult/zal ruïneren | zult ruïneren | zal ruïneren | zullen ruïneren | zullen ruïneren | zullen ruïneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ruïneren | zou ruïneren | zou(dt) ruïneren | zoudt ruïneren | zou ruïneren | zouden ruïneren | zouden ruïneren | zouden ruïneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geruïneerd | hebt geruïneerd | hebt/heeft geruïneerd | hebt geruïneerd | heeft geruïneerd | hebben geruïneerd | hebben geruïneerd | hebben geruïneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geruïneerd | had geruïneerd | had geruïneerd | hadt geruïneerd | had geruïneerd | hadden geruïneerd | hadden geruïneerd | hadden geruïneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geruïneerd hebben | zal/zult geruïneerd hebben | zult/zal geruïneerd hebben | zult geruïneerd hebben | zal geruïneerd hebben | zullen geruïneerd hebben | zullen geruïneerd hebben | zullen geruïneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geruïneerd hebben | zou geruïneerd hebben | zou/zoudt geruïneerd hebben | zoudt geruïneerd hebben | zou geruïneerd hebben | zouden geruïneerd hebben | zouden geruïneerd hebben | zouden geruïneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geruïneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geruïneerd | er is geruïneerd | |||||||||
verleden | er werd geruïneerd | er was geruïneerd | |||||||||
toekomend | er zal geruïneerd worden | er zal geruïneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geruïneerd worden | er zou geruïneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geruïneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geruïneerd worden | geruïneerd te worden | ||||||||
toekomend | geruïneerd zullen worden | geruïneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geruïneerd zijn | geruïneerd te zijn | ||||||||
toekomend | geruïneerd zullen zijn | geruïneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geruïneerd | wordt geruïneerd | wordt geruïneerd | wordt geruïneerd | wordt geruïneerd | worden geruïneerd | worden geruïneerd | worden geruïneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geruïneerd | werd geruïneerd | werd geruïneerd | werdt geruïneerd | werd geruïneerd | werden geruïneerd | werden geruïneerd | werden geruïneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geruïneerd worden | zult geruïneerd worden | zult geruïneerd worden | zult geruïneerd worden | zal geruïneerd worden | zullen geruïneerd worden | zullen geruïneerd worden | zullen geruïneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geruïneerd worden | zou geruïneerd worden | zou/zoudt geruïneerd worden | zoudt geruïneerd worden | zou geruïneerd worden | zouden geruïneerd worden | zouden geruïneerd worden | zouden geruïneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geruïneerd | bent geruïneerd | bent/is geruïneerd | zijt geruïneerd | is geruïneerd | zijn geruïneerd | zijn geruïneerd | zijn geruïneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geruïneerd | was geruïneerd | was geruïneerd | waart geruïneerd | was geruïneerd | waren geruïneerd | waren geruïneerd | waren geruïneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geruïneerd zijn | zult geruïneerd zijn | zult geruïneerd zijn | zult geruïneerd zijn | zal geruïneerd zijn | zullen geruïneerd zijn | zullen geruïneerd zijn | zullen geruïneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geruïneerd zijn | zou geruïneerd zijn | zou/zoudt geruïneerd zijn | zoudt geruïneerd zijn | zou geruïneerd zijn | zouden geruïneerd zijn | zouden geruïneerd zijn | zouden geruïneerd zijn |