vervoeging van de bedrijvende vorm van rubriceren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rubriceren | te rubriceren | ||||||||
toekomend | zullen rubriceren | te zullen rubriceren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerubriceerd | te hebben gerubriceerd | ||||||||
toekomend | gerubriceerd zullen hebben | gerubriceerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
rubricerend | gerubriceerd | ev. rubriceer |
mv. verouderd rubriceert |
rubricere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | rubriceer | rubriceert | rubriceert | rubriceert | rubriceert | rubriceren | rubriceren | rubriceren | |||
verleden (o.v.t.) | rubriceerde | rubriceerde | rubriceerde | rubriceerde | rubriceerde | rubriceerden | rubriceerden | rubriceerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rubriceren | zult/zal rubriceren | zult/zal rubriceren | zult rubriceren | zal rubriceren | zullen rubriceren | zullen rubriceren | zullen rubriceren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rubriceren | zou rubriceren | zou(dt) rubriceren | zoudt rubriceren | zou rubriceren | zouden rubriceren | zouden rubriceren | zouden rubriceren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerubriceerd | hebt gerubriceerd | hebt/heeft gerubriceerd | hebt gerubriceerd | heeft gerubriceerd | hebben gerubriceerd | hebben gerubriceerd | hebben gerubriceerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gerubriceerd | had gerubriceerd | had gerubriceerd | hadt gerubriceerd | had gerubriceerd | hadden gerubriceerd | hadden gerubriceerd | hadden gerubriceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerubriceerd hebben | zal/zult gerubriceerd hebben | zult/zal gerubriceerd hebben | zult gerubriceerd hebben | zal gerubriceerd hebben | zullen gerubriceerd hebben | zullen gerubriceerd hebben | zullen gerubriceerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerubriceerd hebben | zou gerubriceerd hebben | zou/zoudt gerubriceerd hebben | zoudt gerubriceerd hebben | zou gerubriceerd hebben | zouden gerubriceerd hebben | zouden gerubriceerd hebben | zouden gerubriceerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gerubriceerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gerubriceerd | er is gerubriceerd | |||||||||
verleden | er werd gerubriceerd | er was gerubriceerd | |||||||||
toekomend | er zal gerubriceerd worden | er zal gerubriceerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gerubriceerd worden | er zou gerubriceerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gerubriceerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gerubriceerd worden | gerubriceerd te worden | ||||||||
toekomend | gerubriceerd zullen worden | gerubriceerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gerubriceerd zijn | gerubriceerd te zijn | ||||||||
toekomend | gerubriceerd zullen zijn | gerubriceerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gerubriceerd | wordt gerubriceerd | wordt gerubriceerd | wordt gerubriceerd | wordt gerubriceerd | worden gerubriceerd | worden gerubriceerd | worden gerubriceerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gerubriceerd | werd gerubriceerd | werd gerubriceerd | werdt gerubriceerd | werd gerubriceerd | werden gerubriceerd | werden gerubriceerd | werden gerubriceerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gerubriceerd worden | zult gerubriceerd worden | zult gerubriceerd worden | zult gerubriceerd worden | zal gerubriceerd worden | zullen gerubriceerd worden | zullen gerubriceerd worden | zullen gerubriceerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gerubriceerd worden | zou gerubriceerd worden | zou/zoudt gerubriceerd worden | zoudt gerubriceerd worden | zou gerubriceerd worden | zouden gerubriceerd worden | zouden gerubriceerd worden | zouden gerubriceerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gerubriceerd | bent gerubriceerd | bent/is gerubriceerd | zijt gerubriceerd | is gerubriceerd | zijn gerubriceerd | zijn gerubriceerd | zijn gerubriceerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gerubriceerd | was gerubriceerd | was gerubriceerd | waart gerubriceerd | was gerubriceerd | waren gerubriceerd | waren gerubriceerd | waren gerubriceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerubriceerd zijn | zult gerubriceerd zijn | zult gerubriceerd zijn | zult gerubriceerd zijn | zal gerubriceerd zijn | zullen gerubriceerd zijn | zullen gerubriceerd zijn | zullen gerubriceerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerubriceerd zijn | zou gerubriceerd zijn | zou/zoudt gerubriceerd zijn | zoudt gerubriceerd zijn | zou gerubriceerd zijn | zouden gerubriceerd zijn | zouden gerubriceerd zijn | zouden gerubriceerd zijn |