vervoeging van de bedrijvende vorm van shampooën | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | shampooën | te shampooën | ||||||||
toekomend | zullen shampooën | te zullen shampooën | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geshampood | te hebben geshampood | ||||||||
toekomend | geshampood zullen hebben | geshampood te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
shampooënd | geshampood | ev. shampoo |
mv. verouderd shampoot |
shampooë | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | shampoo | shampoot | shampoot | shampoot | shampoot | shampooën | shampooën | shampooën | |||
verleden (o.v.t.) | shampoode | shampoode | shampoode | shampoode | shampoode | shampooden | shampooden | shampooden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal shampooën | zult/zal shampooën | zult/zal shampooën | zult shampooën | zal shampooën | zullen shampooën | zullen shampooën | zullen shampooën | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou shampooën | zou shampooën | zou(dt) shampooën | zoudt shampooën | zou shampooën | zouden shampooën | zouden shampooën | zouden shampooën | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geshampood | hebt geshampood | hebt/heeft geshampood | hebt geshampood | heeft geshampood | hebben geshampood | hebben geshampood | hebben geshampood | |||
verleden (v.v.t.) | had geshampood | had geshampood | had geshampood | hadt geshampood | had geshampood | hadden geshampood | hadden geshampood | hadden geshampood | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geshampood hebben | zal/zult geshampood hebben | zult/zal geshampood hebben | zult geshampood hebben | zal geshampood hebben | zullen geshampood hebben | zullen geshampood hebben | zullen geshampood hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geshampood hebben | zou geshampood hebben | zou/zoudt geshampood hebben | zoudt geshampood hebben | zou geshampood hebben | zouden geshampood hebben | zouden geshampood hebben | zouden geshampood hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geshampood worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geshampood | er is geshampood | |||||||||
verleden | er werd geshampood | er was geshampood | |||||||||
toekomend | er zal geshampood worden | er zal geshampood zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geshampood worden | er zou geshampood zijn | |||||||||
lijdende vorm geshampood worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geshampood worden | geshampood te worden | ||||||||
toekomend | geshampood zullen worden | geshampood te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geshampood zijn | geshampood te zijn | ||||||||
toekomend | geshampood zullen zijn | geshampood te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geshampood | wordt geshampood | wordt geshampood | wordt geshampood | wordt geshampood | worden geshampood | worden geshampood | worden geshampood | |||
verleden (o.v.t.) | werd geshampood | werd geshampood | werd geshampood | werdt geshampood | werd geshampood | werden geshampood | werden geshampood | werden geshampood | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geshampood worden | zult geshampood worden | zult geshampood worden | zult geshampood worden | zal geshampood worden | zullen geshampood worden | zullen geshampood worden | zullen geshampood worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geshampood worden | zou geshampood worden | zou/zoudt geshampood worden | zoudt geshampood worden | zou geshampood worden | zouden geshampood worden | zouden geshampood worden | zouden geshampood worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geshampood | bent geshampood | bent/is geshampood | zijt geshampood | is geshampood | zijn geshampood | zijn geshampood | zijn geshampood | |||
verleden (v.v.t.) | was geshampood | was geshampood | was geshampood | waart geshampood | was geshampood | waren geshampood | waren geshampood | waren geshampood | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geshampood zijn | zult geshampood zijn | zult geshampood zijn | zult geshampood zijn | zal geshampood zijn | zullen geshampood zijn | zullen geshampood zijn | zullen geshampood zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geshampood zijn | zou geshampood zijn | zou/zoudt geshampood zijn | zoudt geshampood zijn | zou geshampood zijn | zouden geshampood zijn | zouden geshampood zijn | zouden geshampood zijn |