vervoeging van de bedrijvende vorm van simuleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | simuleren | te simuleren | ||||||
toekomend | zullen simuleren | te zullen simuleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesimuleerd | te hebben gesimuleerd | ||||||
toekomend | gesimuleerd zullen hebben | gesimuleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
simulerend | gesimuleerd | ev. simuleer |
mv. verouderd simuleert |
simulere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | simuleer | simuleert | simuleert | simuleert | simuleert | simuleren | simuleren | simuleren | |
verleden (o.v.t.) | simuleerde | simuleerde | simuleerde | simuleerde | simuleerde | simuleerden | simuleerden | simuleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal simuleren | zult/zal simuleren | zult/zal simuleren | zult simuleren | zal simuleren | zullen simuleren | zullen simuleren | zullen simuleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou simuleren | zou simuleren | zou(dt) simuleren | zoudt simuleren | zou simuleren | zouden simuleren | zouden simuleren | zouden simuleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesimuleerd | hebt gesimuleerd | hebt/heeft gesimuleerd | hebt gesimuleerd | heeft gesimuleerd | hebben gesimuleerd | hebben gesimuleerd | hebben gesimuleerd | |
verleden (v.v.t.) | had gesimuleerd | had gesimuleerd | had gesimuleerd | hadt gesimuleerd | had gesimuleerd | hadden gesimuleerd | hadden gesimuleerd | hadden gesimuleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesimuleerd hebben | zal/zult gesimuleerd hebben | zult/zal gesimuleerd hebben | zult gesimuleerd hebben | zal gesimuleerd hebben | zullen gesimuleerd hebben | zullen gesimuleerd hebben | zullen gesimuleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesimuleerd hebben | zou gesimuleerd hebben | zou/zoudt gesimuleerd hebben | zoudt gesimuleerd hebben | zou gesimuleerd hebben | zouden gesimuleerd hebben | zouden gesimuleerd hebben | zouden gesimuleerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gesimuleerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gesimuleerd | er is gesimuleerd | |||||||
verleden | er werd gesimuleerd | er was gesimuleerd | |||||||
toekomend | er zal gesimuleerd worden | er zal gesimuleerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gesimuleerd worden | er zou gesimuleerd zijn |